Paragrafen

A. Lokale heffingen

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

Geen lastendrukverhoging voor inwoners en bedrijven, uitgezonderd de inflatiecorrectie.

Terug naar navigatie - Geen lastendrukverhoging voor inwoners en bedrijven, uitgezonderd de inflatiecorrectie.

Zo gaan we dat doen

Tabellen paragraaf A Lokale heffingen

Terug naar navigatie - Tabellen paragraaf A Lokale heffingen

De gemeentelijke heffingen zijn na de algemene uitkering de grootste inkomstenbron van de gemeente. Met de heffingen genereren we in 2018 ongeveer 22% van de gemeentelijke inkomsten. In het onderstaande overzicht worden de inkomsten van de diverse gemeentelijke heffingen nader gespecificeerd  (waarbij al rekening is gehouden met de mutaties in het raadsvoorstel bij de begroting 2018).

 

 

   

De opbrengst van de gemeentelijke heffingen stijgt in 2017 met ongeveer 1,8%.  Deze marginaal hogere opbrengst wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de toeristenbelasting. De stijging van de OZB-opbrengst wordt veroorzaakt door een inflatiecorrectie (hoger dan verwacht), areaalontwikkeling en een extra verhoging die mogelijk gemaakt wordt omdat het tarief voor de rioolheffing in 2018 gelijk kan blijven aan 2017.

Beleid gemeentelijke heffingen

 Kabinetsplannen belastingherziening / verschuiving van het belastinggebied

Om gemeenten financieel minder afhankelijk te maken van het Rijk wordt gekeken naar de omvang van het lokaal belastinggebied. Een eigen belastinggebied van voldoende omvang is dan ook van groot belang om als gemeenten de vele taken waar te kunnen maken. Daarnaast biedt een eigen belastinggebied de lokale politiek betere mogelijkheden om keuzes te maken en verantwoording aan de kiezers af te leggen. 

Onderdeel van de kabinetsvoorstellen voor belastingherziening is een gedeeltelijke verschuiving van de rijksbelastingen naar lokale belastingen zónder dat de totale belastingdruk voor inwoners omhoog gaat. Dit betekent een verlaging van rijksbelastingen en een lagere algemene uitkering. Daar staat dan mogelijk een afschaffing van kleinere belastingen en ruimere mogelijkheden voor het vaststellen van tarieven tegenover. Mogelijk zijn dan ook nieuwe belastingen mogelijk zoals (de herinvoering van) een gebruikersbelasting OZB voor woningen en/of een ingezetenenheffing. Omdat er een aantal fundamentele keuzes gemaakt moeten worden en omdat het een majeure operatie betreft (budgettair alsmede inpassen effecten in het koopkrachtbeleid) worden deze keuzes overgelaten aan een nieuw kabinet. Dit betekent dat hier in deze begroting 2018 nog geen rekening mee gehouden is.

 

Kostendekkendheid

Vanaf de begroting 2017 is iedere gemeente verplicht in de paragraaf lokale heffingen de kostendekkendheid van de tarieven die op basis van de Gemeentewet maximaal kostendekkend mogen zijn, inzichtelijk te maken.

Per heffing wordt in deze paragraaf dan ook op hoofdlijnen inzicht gegeven hoe bij de berekening van de tarieven van heffingen de geraamde baten de geraamde lasten niet overschrijden. Voor Horst aan de Maas gaat het hierbij om:

·         de afvalstoffenheffing,

·         reinigingsrechten,

·         rioolheffing,

·         rioolaansluitrecht,

·         marktgelden,

·         lijkbezorgingsrechten en

·         de leges.

 

Per heffing worden de directe kosten, overhead, BTW en opbrengsten weergegeven. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

·         Directe kosten zijn de kosten die direct aan een heffing kunnen worden toegerekend en ook als zodanig in de financiële administratie

          staan (Bijvoorbeeld directe personeelslasten, rijksleges, geleverde diensten t.b.v. de heffing, kapitaallasten.)

·         De overhead is op basis van de hierboven vermelde directe personeelslasten aan de heffing toegerekend

·         De inkoop-BTW is als last meegenomen.

·         De opbrengsten zijn gebaseerd op de tarieven 2018 zoals die in de paragraaf genoemd worden.  

Voor de toerekening van de overhead heeft iedere gemeente een eigen beleidsvrijheid. De kostentoerekening van de overhead heeft net als bij de begroting 2017 plaatsgevonden op basis van de personeelslasten. Deze methode sluit het meest aan op de kostentoerekeningen zoals we die in het verleden hebben gehanteerd. 

In deze paragraaf wordt de kostendekkendheid per heffing op basis van deze toerekening van de overhead inzichtelijk gemaakt. De systematiek van toerekenen van de overhead via de personeelslasten betekent dat een relatief groter bedrag toegerekend wordt aan arbeidsintensieve taken. De rechtvaardiging hiervoor is dat de ondersteuning en de aansturing voornamelijk zijn gericht op de mensen die de taken uitvoeren.

 

Onroerende Zaak Belastingen (OZB)

De OZB wordt geheven van eigenaren en gebruikers van onroerende zaken.

Dit levert rekening houdend met de bovenstaande doelstellingen voor 2018 en het bepaalde in de kadernota 2017 de volgende tarieven op:

 In de kadernota 2017 is bepaald de OZB lastendruk tussen de tarieven van woningen en de tarieven van niet-woningen meer in balans te brengen. Hierbij is bepaald dat het OZB-tarief voor woningen in 2018 met 5% wordt verlaagd, terwijl de OZB-tarieven voor niet-woningen worden verhoogd met 13,7%. Uitgangspunt hierbij is dat de totale OZB-opbrengsten gelijk blijven. Het gevolg hiervan is dat er een lastendruk verschuiving plaatsvindt van burgers naar bedrijven.  

De genoemde tarieven voor 2018 worden nog gecorrigeerd met de gemiddelde daling / stijging van de WOZ-waarden. Dit gebeurt bij het vaststellen van de verordening Onroerende zaakbelasting 2018 in december 2017. De waardeontwikkeling is dan bekend. 

 

Reinigingsheffingen (afvalstoffenheffing)

De reinigingsheffingen bestaan uit de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. De afvalstoffenheffing wordt geheven van huishoudens om de kosten te dekken voor het inzamelen en verwerken van huishoudelijk afval. Dit zijn niet alleen de kosten voor de wekelijkse afvalinzameling, maar ook kosten voor de inzameling van glas, oud papier, klein chemisch afval en dergelijke.

 Reinigingsrechten worden geheven van bedrijven die gebruik maken van de gemeentelijke afval-inzameldienst. De tarieven voor de afvalstoffenheffing (meerpersoonshuishoudens) en de reinigingsrechten zijn gelijk. Uitgangspunt is dat de reinigingsheffingen kostendekkend zijn.  

De voorlopige afvalbegroting 2018-2021 geeft aanleiding de reinigingsheffingen conform de uitgangspunten van het coalitieakkoord met de inflatiecorrectie van 1,4% te verhogen. Dit geeft de onderstaande tarieven:

 

Met het vaststellen van de kadernota 2017 d.d. 04 juli 2017 heeft de gemeenteraad inzicht gevraagd in de mogelijkheden van tariefdifferentiatie bij de afvalstoffenheffing voor 2018. De mogelijkheden van tariefdifferentiatie zijn onderzocht. Hier komen we tot de volgende bevindingen:

 

·         er is onvoldoende grondslag die het rechtvaardigt om grotere meerpersoonshuishouden zwaarder te belasten;

·         met de betaalde afvalzakken voor restafval bestaat er al tariefdifferentiatie;

·         het invoeren van meer categorieën levert invorderings - & handhavingsproblemen op. 

Er zal dan ook niet ingezet worden op meer differentiatie maar op de onderlinge verhouding van het tarief van een eenpersoons- versus een meerpersoonshuishouden.

Bij het raadsvoorstel tot vaststellen van de verordening Reinigingsheffingen 2018, die in december 2017 in de gemeenteraad aan de orde komt, doen wij tevens een definitief voorstel voor de tarieven 2018 op basis van de dan beschikbare definitieve afvalbegroting 2018-2021.

  

  

 

 

Rioolheffing

Sinds 1 januari 2008 is de wet Gemeentelijke Watertaken van kracht. Gemeenten kunnen maatregelen (voorzieningen) voor de verwerking van regenwater en overtollig grondwater bekostigen uit een zogenaamde verbrede rioolheffing. In Horst aan de Maas is de verbrede rioolheffing met ingang van 1 januari 2010 ingevoerd. Er wordt een vast bedrag per eigendom van de eigenaar geheven. De (verbrede) rioolheffing heeft het karakter van een bestemmingsheffing. Daarmee kunnen kosten worden verhaald om collectieve maatregelen te treffen voor een doelmatig werkende riolering en maatregelen ten aanzien van hemelwater en grondwater.

 

Het huidige gemeentelijke rioleringsplan (VGRP) is op 8 november 2016 vastgesteld door de gemeenteraad en heeft een looptijd van 2017-2021. Op basis van dit rioleringsplan is voor 2018 een verhoging van de rioolheffing niet nodig en kan in 2018 het tarief net als in 2017 op € 192 worden gehandhaafd.

 

In het onderstaande overzicht staat de ontwikkeling van de rioolheffing aangegeven. 

 

Met de kadernota 2018 (juli 2018) worden voorstellen gedaan met betrekking tot het systeem van heffen waarbij de laatste landelijke ontwikkelingen hierin worden meegenomen.

 

Regionale vergelijking gemeentelijke lasten van de gemeente Horst aan de Maas

Bij de berekening van de lastendruk in de gemeente Horst aan de Maas worden de OZB, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing meegenomen. Bij de berekening van de lastendruk voor bedrijven in de gemeente Horst aan de Maas worden de OZB en de rioolheffing meegenomen. De vergelijking is dan ook op basis van dezelfde uitgangspunten gebeurd.

 

Huishoudens

Een huishouden in Horst aan de Maas heeft in 2017 een lastendruk die 6,2% boven het regionale gemiddelde ligt. In 2016 was dit nog 6,9%.

 

De gemiddelde lastendruk voor een huishouden in Horst aan de Maas is in 2017 met 0,9% gestegen

Regionaal was er een stijging van1,6% te zien, terwijl landelijk sprake was van een stijging van ongeveer 0,3%.

 

In de kadernota 2017 is bepaald dat het tarief voor woningen in 2018 met 5% wordt verlaagd terwijl de tarieven voor de niet-woningen met 13,7% worden verhoogd. Op basis van deze uitgangspunten betekent dit dat de lastendruk voor huishoudens zullen dalen en meer in lijn komen te liggen met het regionale gemiddelde.

 

Bedrijven

Een gemiddeld bedrijf in Horst aan de Maas heeft in 2017 een lastendruk die 11,2% onder het regionale gemiddelde ligt. In 2015 was dit nog 11,6%.

 

De lasten voor de bedrijven in Horst aan Maas is in 2017 harder gestegen dan in de regiogemeenten. In Horst aan de Maas was er in 2017 een stijging van 3,9% terwijl regionaal de lasten gemiddeld met 3,4% zijn gestegen. De stijging van 3,9% is veroorzaakt doordat de WOZ-waardeontwikkeling anders is geweest als waar in de tariefstelling 2017 rekening mee is gehouden.

 

Gelet op de uitgangspunten in de kadernota 2017 waarbij is bepaald dat de tarieven voor niet-woningen met 13,7% worden verhoogd , verwachten wij voor 2018 een toename van de lastendruk waarbij de afwijking ten opzichte van het regionale gemiddelde beduidend kleiner wordt.

 Rioolaansluitrecht

Iedere gemeente is vrij in de manier waarop de kosten voor het realiseren van een aansluiting op de riolering worden verhaald. In onze gemeente worden de kosten verhaald via een rioolaansluitrecht.

Het rioolaansluitrecht is een eenmalige vergoeding van de eigenaar van een pand dat op de riolering wordt aangesloten. 

 

  

Toeristenbelasting

Toeristenbelasting wordt geheven van degene die tegen een vergoeding gelegenheid geeft tot overnachten. De belasting wordt geheven voor alle overnachtingen van personen die niet in de gemeentelijke basisregistratie staan ingeschreven. Dit kunnen zowel toeristen als arbeidsmigranten zijn.

De toeristenbelasting is een algemeen dekkingsmiddel. Dat betekent dat de gemeente vrij is in de besteding van de inkomsten. 

In de kadernota 2017 is bepaald dat de tarieven van de toeristenbelasting worden gecorrigeerd met de inflatiecorrectie (2018: +1,4%) waarbij het hoge tarief extra wordt verhoogd met € 0,09. Reden voor de extra stijging (van het hoge tarief met € 0,09) is dat toerisme en recreatie een belangrijke economische pijler is van Horst aan de Maas en de gemeente hierin wil blijven investeren in de toekomst. Door deze extra opbrengsten worden de minderopbrengsten van de OZB die worden veroorzaakt door de uitspraken van de Hoge Raad inzake de recreatieparken gecompenseerd. 

Bovenstaande levert hierbij de volgende tarieven op: 

 Door afrondingen stijgt het lage tarief geen 1,4% maar 1,2% en het hoge tarief stijgt met de extra verhoging van € 0,09 met 8,5%. 

Regionaal gezien is de toeristenbelasting in 2017 gemiddeld € 1,29 per overnachting. Het hoge tarief in Horst aan de Maas ligt in 2017 op het regionale gemiddelde en het lage tarief 25% onder het regionale gemiddelde. Gemiddeld gezien is het tarief toeristenbelasting in Horst aan de Maas 13% lager dan het regionale gemiddelde. Het hoge tarief komt met de extra verhoging naar verwachting ca. 6% hoger te liggen dan in de regiogemeenten. 

Baatbelasting

Baatbelasting wordt geheven om de kosten voor door de gemeente aangelegde voorzieningen in de openbare ruimte te dekken. De particuliere eigendommen die gebaat zijn, worden in de heffing van de baatbelasting meegenomen. Er wordt in 2018 nog één baatbelasting geheven. Dat is de baatbelasting voor de riolering aan de Kreuzelweg. Deze loopt nog tot 2023. Bij het vaststellen van de verordening Baatbelasting Kreuzelweg heeft de gemeenteraad bepaald dat deze niet jaarlijks met een inflatiecorrectie geïndexeerd wordt. 

Precariobelasting

Precariobelasting wordt geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Met toepassing van inflatiecorrectie van 1,4% geeft dit voor 2018 de volgende tarieven:

 

 Door afronding stijgt het tarief voor overige terrassen geen 1,4% maar 1,5% 

Marktgelden

Marktgelden worden geheven voor het innemen van een standplaats tijdens de weekmarkt. In Meerlo, Swolgen en Tienray zijn geen marktdagen en is de heffing van marktgelden niet aan de orde.

De promotiegelden die door de marktlieden in het centrum van Horst worden betaald, zijn vanaf 2011 in de heffing van de marktgelden meegenomen.

De promotiegelden worden doorbetaald aan de stichting Centrummanagement Horst aan de Maas. Die betaalt hiermee collectieve activiteiten t.b.v. het promoten van het centrum.

Met toepassing van inflatiecorrectie van 1,4% geeft dit voor 2018 de volgende tarieven: 

  

 Reclamebelasting

Reclamebelasting wordt geheven voor openbare aankondigingen (reclameobjecten) in het centrum van Horst, die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Deze heffing is in 2008 ingevoerd op verzoek van de ondernemers van het centrum van Horst. De opbrengst van de reclamebelasting wordt, onder inhouding van € 5.000, doorbetaald aan de stichting Centrummanagement Horst aan de Maas. Die betaalt hiermee collectieve activiteiten voor het promoten van het centrum van Horst. 

De hoogte van het tarief is sinds 2015 afhankelijk van de ligging en de WOZ-waarde van de vestiging en niet meer van de grootte van de reclameborden zoals dat in 2014 en voorgaande jaren gold.

Met toepassing van inflatiecorrectie van 1,4% geeft dit voor 2018 de volgende tarieven: 

 Lijkbezorgingsrechten

Lijkbezorgingsrechten zijn vergoedingen voor diverse diensten die de gemeente verricht in het kader van de lijkbezorging. De hoogte van de lijkbezorgingsrechten wordt in overleg met het kerkbestuur vastgesteld. Eventuele wijzigingen komen in december 2017 bij het vaststellen van de belastingtarieven 2018 aan de orde. 

Leges

Met het heffen van leges dekt de gemeente de kosten die de gemeente maakt voor het leveren van bepaalde diensten. De tarieven zijn gebaseerd op maximale kostendekkendheid.

De te indexeren tarieven 2018 worden met eventuele andere wijzigingen in december 2017 aan de gemeenteraad voorgelegd. 

Conform de kadernota 2017 zal een verkennend onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheden in de mate van kostendekkendheid van de leges en tarieven van de leges in titel 2 en 3 van de tarieventabel. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen het ophogen van deze tarieven naar 80% kostendekking. 

De kostendekkendheid van de leges 2018 wordt hieronder per titel van de legesverordening inzichtelijk gemaakt:

  • Titel 1: Algemene dienstverlening zoals o.a. huwelijksvoltrekkingen/partnerschapsregistratie, inlichtingen uit de basisregistratie personen (BRP), reisdocumenten en rijbewijzen;
  • Titel 2: Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunningen;
  • Titel 3: Dienstverlening vallend onder de Europese dienstenrichtlijn. Onder de laatstgenoemde titel vallen o.a. aanvragen in het kader van de drank- en horecawet, brandbeveiligingsverordening en kinderopvang. 

     

     

 

Kwijtschelding 

Voor de gecombineerde aanslag gemeentelijke heffingen kan een verzoek tot kwijtschelding worden ingediend. Aan de hand van de financiële situatie (inkomen, uitgaven en vermogen) wordt beoordeeld of iemand voor kwijtschelding in aanmerking komt. Basis voor de beoordeling is de Invorderingswet 1990 en de Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen van de gemeente Horst aan de Maas. Vanaf 2017 worden de kwijtscheldingsaanvragen ook maandelijks getoetst door het Inlichtingenbureau. Alleen in complexere gevallen, bij uitval of bij afwijkingen in inkomen of vermogen (o.a. eigen woning) worden de aanvragen door de medewerkers van de gemeente zelf beoordeeld. We verwachten dat in 2018 75% van het aantal aanvragen via het Inlichtingenbureau zal worden getoetst.

Het is mogelijk dat ook zelfstandige ondernemers met een eenmanszaak en met een inkomen rond het bestaansminimum voor kwijtschelding van hun privé-belastingen in aanmerking komen. Hun aanvraag wordt, buiten de toets op het ondernemingsvermogen, op dezelfde manier getoetst als particulieren.

Kwijtschelding is mogelijk  voor de volgende heffingen:

  • OZB
  • Rioolheffing
  • Afvalstoffenheffing

     

 

B. Weerstandsvermogen en risicobeheering

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

De risico's die onze organisatie loopt zijn beheersbaar.

Terug naar navigatie - De risico's die onze organisatie loopt zijn beheersbaar.

Zo gaan we dat doen

Toelichting en tabellen paragraaf B, weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Toelichting en tabellen paragraaf B, weerstandsvermogen en risicobeheersing

1. Inleiding

In de paragraaf “weerstandsvermogen en risicobeheersing” wordt de berekening van de weerstandscapaciteit opgenomen en een opsomming gegeven van de belangrijkste risico’s.

Daarnaast vindt u hier een aantal verplicht voorgeschreven kengetallen conform BBV.

Stand van zaken

Voor de begroting 2018 zijn (alle) risico’s geactualiseerd. Gebaseerd op een vastgesteld zekerheidspercentage van 90% volgt hieruit een nieuw (benodigd) bedrag aan Algemene Reserve basis. Vervolgens wordt bepaald of het eerder vastgestelde bedrag nog afdoende is. Daarbij houden we rekening met een ratio tussen 1,0 en 1,4. Komt het nieuwe ratio buiten deze grens uit dan wordt dit aangepast en meegenomen in het raadsvoorstel behorend bij deze begroting. In deze paragraaf treft u de informatie hierover aan.

2. Risico-inventarisatie algemene risico’s

Voor de Begroting 2018 zijn de risico’s geactualiseerd. Daarbij is beoordeeld

  • in hoeverre eerder geïnventariseerde risico’s actueel zijn voor wat betreft de kans en maximaal financieel gevolg en
  • of er nieuwe risico’s zijn bijgekomen. 

    Uit de inventarisatie blijkt dat er 124 algemene risico’s zijn. De geïnventariseerde risico’s zijn aan de hand van kans en maximaal financieel gevolg verdeeld over onderstaande matrix.

 

Toelichting matrix

Op de horizontale as is de kans weergegeven dat het risico zich voordoet. Op de verticale as is de maximale financiële omvang (bedrag) van het risico weergegeven. De financiële klassen zijn ingedeeld zoals vastgesteld in de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2014. Een risico in het groene gebied, vormt geen direct gevaar voor de continuïteit van de organisatie. Een risico in het oranje gebied, vraagt extra aandacht. Een risico dat een risicoscore heeft in het donkerrode gebied (helemaal rechtsboven) vereist directe aandacht. Deze risico’s kennen immers een grote financiële omvang, de kans dat dit risico zich voordoet is als hoog (>90%) ingeschat en het financieel gevolg is > € 1.000.000.

 Onderstaand zijn de belangrijkste risico’s (met de grootste kans en financiële klasse) toegelicht. Deze risico’s corresponderen met de risico’s die in de risicomatrix onderstreept en vetgedrukt zijn. De in de tabel genoemde kanspercentages en financiële klasse verwijzen naar bovenstaande matrix.

 

 

 

3. Risico’s grondexploitaties

Bij het aanbieden van de herzieningsrapportage nemen we de risico-actualisatie en bijbehorende berekening voor het weerstandsvermogen voor de grondexploitaties mee. De herzieningsrapportage is in de Raad van 18 oktober 2016 vastgesteld. In de nieuwe nota Grondbeleid (vastgesteld in de Raad van 20 september 2016) is de Algemene reserve grondexploitatie (ARGE) vastgesteld met een ondergrens van € 1,7 miljoen en de bovengrens op € 2,7 miljoen. Dit is gelijk gebleven aan de eerdere uitgangspunten.

 

. Benodigde weerstandscapaciteit voor algemene risico’s

Naast de hoogte van de ARGE is het noodzakelijk de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen voor de algemene risico’s. 

De totale omvang van de geïnventariseerde algemene risico’s is € 45.781.325. Dit betekent dat als alle risico’s zich in volle omvang tegelijk voordoen dit naar verwachting € 45.781.325 kost. Hierbij is geen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid (kans) dat het risico zich voordoet. 

De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald met behulp van een risicosimulatie, de zogenaamde Monte Carlo simulatie (statistische simulatie). Uitgangspunt hierbij is dat de risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen en ook niet met een maximale omvang zullen optreden.

Daarnaast is in de Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen (16 september 2014) het uitgangspunt vastgesteld dat we 90% zekerheid willen hebben dat het beschikbare weerstandsvermogen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit wordt het zekerheidspercentage genoemd.

 Uitgaande van het vastgestelde zekerheidspercentage van 90% is er een weerstandscapaciteit nodig voor de algemene risico’s van minimaal € 6.308.282. Dit wil concreet zeggen dat met een zekerheid van 90% kan worden gesteld dat een weerstandsvermogen van € 6.308.282 toereikend is om de risico’s af te dekken. 

5. Beschikbare weerstandscapaciteit

Om de risico’s op te kunnen vangen is het belangrijk dat de gemeente over een buffer beschikt die hiervoor voldoende is: de zogenaamde weerstandscapaciteit. Weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten - die onverwacht en substantieel zijn - te dekken. Daarvoor komen de volgende onderdelen in aanmerking:

  • Vrij besteedbare reserves: de ‘Algemene reserve vrij aanwendbaar’ en de ‘Algemene reserve winst verkoop aandelen Essent’.
  • Post Onvoorzien: vanaf 2014 is hiervoor in de begroting een bedrag van € 50.000 structureel opgenomen.
  • Stille reserves: de gebouwen en gronden die de gemeente in bezit heeft vertegenwoordigen een zekere waarde. Wanneer de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde is er sprake van stille reserves. Daarbij houden we rekening mee dat niet ieder eigendom (op korte termijn) kan worden verkocht. De omvang van de stille reserves is bij de Programmabegroting 2013 nog in beeld gebracht en bedroeg toen circa € 57 miljoen (exclusief pachtgronden). 

    6. Benodigde weerstandscapaciteit versus beschikbare weerstandscapaciteit

    Om te bepalen in hoeverre het weerstandsvermogen toereikend is, wordt de ratio weerstandsvermogen berekend. De berekeningswijze hiervan is als volgt:


    Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / Benodigde weerstandscapaciteit

Bij de Begroting 2017 is de benodigde weerstandscapaciteit in de Algemene reserve basis gehandhaafd op € 6.633.666. 

De ratio is nu € 6.633.666/ € 6.308.282 = 1,05. Dit zit tussen de onder- en bovengrens van de gestelde norm van 1,0 – 1,4. 

Uitgaande van een ratio van minimaal 1,0 is de Algemene Reserve basis voldoende groot. Die hoeft niet aangepast te worden. In deze tabel zijn de verschillende weerstandsnormen toegelicht. 

 7. Kengetallen

Op grond van de BBV zijn we verplicht onderstaande kengetallen in deze paragraaf op te nemen en te interpreteren. 

Betekenis van deze kengetallen:

  1. Ratio 1 en 2. Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen: hoe lager het percentage hoe beter. Dit percentage geeft de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen aan. Kortom hoe hoger de baten zijn hoe meer schulden de gemeente aan kan. De afname van deze kengetallen is een verbetering, dat betekent dus dat de begroting 2019 een tijdelijke verslechtering is. Overigens geeft de VNG het advies om voor deze ratio’s een maximum norm van 130% te hanteren. Als deze ratio’s boven de 130% uitkomen dienen de geldleningen, die de gemeente heeft opgenomen, afgelost te worden.
  2. Ratio 3. Solvabiliteitsratio: hoe hoger het percentage hoe beter. Dit percentage geeft aan in welke mate wij aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen. Dit percentage stijgt ten opzichte van de begroting 2017 licht en komt uit op het niveau van de jaarrekening 2016. Dit betekent dus vanuit de begroting 2017 een verslechtering ten opzichte van de jaarrekening. Het niveau bij de begroting 2021 is weer gelijk aan de jaarrekening 2016.
  3. Ratio 4. Grondexploitatie: hoe lager dit percentage hoe beter. Grondexploitaties vormen een groot risico zoals in de afgelopen jaren is gebleken. Dit kan dus een forse impact hebben op de financiële positie van de gemeente. Ten opzichte van de jaarrekening 2016 neemt dit percentage af, dit betekent dus een verbetering. Onze gemeente loopt dus een kleiner financieel risico op de grondexploitaties.
  4. Ratio 5. Structurele exploitatieruimte: hoe hoger dit percentage hoe beter. Dit percentage geeft aan dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Ten opzichte van de begroting 2017 zien we een verbetering. Ten opzichte van de jaarrekening 2016 verslechtert dit eerst en verbetert vanaf  2020 weer.
  5. Ratio 6. Belastingcapaciteit: hoe lager dit percentage hoe beter. Dit percentage bepaalt de ruimte om de belastingen te verhogen. Dit percentage geeft weer hoe de lastendruk van Horst aan de Maas zich ontwikkeld ten opzichte van het landelijk gemiddelde. 

    Kanttekening bij de getallen in de tabel en de vergelijking tussen 2016 en 2017 en volgende jaren is dat de voorschriften in de BBV zijn gewijzigd, waardoor er fluctuaties ontstaan.

     

    Constateringen samengevat: 

  • De vlottende schulden in 2018 zijn eenmalig een stuk lager. Dit wordt veroorzaakt door de positieve raming van de opbrengsten van de gronden, waardoor de financieringsbehoefte een stuk lager is. In 2019 nemen de vlottende schulden weer toe, waarna ze vanaf 2020 weer afnemen. Dit betekent dat in 2019 een verslechtering ontstaat. Vanaf 2020 is er weer een verbetering van deze twee kengetallen.
  • De solvabiliteitsratio neemt ten opzichte van de jaarrekening 2016 3% af. Ten opzichte van de begroting 2017 neemt deze ratio met 2% toe. Het eigen vermogen bij de begroting 2017 is namelijk ten opzichte van de jaarrekening 2016 afgenomen (circa € 10.000.000). Vanaf begroting 2018 neemt het eigen vermogen weer toe en dus verbetert de solvabiliteitsratio weer.
  • Het risico van de grondexploitaties is bij de begroting 2018 ten opzichte van de jaarrekening 2016 afgenomen met 17%. Dit is een positieve ontwikkeling. Dit doordat de verwachte opbrengsten hoger zijn dan de verwachte lasten.
  • De structurele exploitatieruimte is ten opzichte van de jaarrekening 2016 bij de begroting 2018 nagenoeg gelijk gebleven. Ten opzichte van de begroting 2017 is er een verbetering. De structurele lasten nemen bij de begroting per saldo meer af dan de baten afnemen, vandaar de verbetering in de loop van de jaren.
  • Ratio belastingcapaciteit: Bij de begroting 2018 zitten we met onze lastendruk op het landelijk gemiddelde, daarna zitten we iets onder het landelijke gemiddelde. Dit is een positieve ontwikkeling. Er is dan ruimte om in een volgend begrotingsjaar financiële tegenvallers op te vangen of ruimte te krijgen voor nieuw beleid. 

    Conclusie 

    Wij zien dat de beide schuldquota vanaf 2020 verbeteren. De ratio van de grondexploitatie laat een duidelijk verbetering zien. Daarnaast worden de structurele lasten volledig gedekt door structurele baten. Ook bij de belastingcapaciteit is een verbetering te zien. Kortom het gevoerde beleid heeft over het geheel genomen een positief effect.

 

 

C. Onderhoud en kapitaalgoederen

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

Met het uitvoeren van onderhoud houden we de kwaliteit van dienstgebouwen, accommodaties en objecten op het in beleidskaders afgesproken niveau.

Terug naar navigatie - Met het uitvoeren van onderhoud houden we de kwaliteit van dienstgebouwen, accommodaties en objecten op het in beleidskaders afgesproken niveau.

Zo gaan we dat doen

Op een efficiënte manier voorzien in de huisvestingsbehoefte van de gemeentelijke dienstverlening en de maatschappelijke beleidsdoelen.

Terug naar navigatie - Op een efficiënte manier voorzien in de huisvestingsbehoefte van de gemeentelijke dienstverlening en de maatschappelijke beleidsdoelen.

Zo gaan we dat doen

Tabellen paragraaf C, Onderhoud kapitaalgoederen

Terug naar navigatie - Tabellen paragraaf C, Onderhoud kapitaalgoederen

De paragraaf kapitaalgoederen geeft de raad inzicht in de vastgestelde beleidskaders voor het beheer en onderhoud van infrastructuur en voorzieningen in de openbare ruimte. Het gaat hierbij om wegen, riolering , groen en gemeentelijke gebouwen. De kapitaalgoederen leveren een bijdrage aan de realisatie van gemeentelijke doelen op het gebied van wegen,  milieu en duurzaamheid, openbaar groen, onderwijs en dienstverlening. 

De raad heeft bij het vaststellen van de onderhoud en beheerprogramma’s de keuze uit kwaliteitsniveaus. Daarmee heeft zij een afwegingskader voor de inzet van financiële middelen, zover deze passend zijn binnen de financiële positie van de gemeente.

In deze paragraaf worden ook de doelstellingen en maatregelen voor de (gemeentelijk)gebouwen weergegeven. De doelstellingen en maatregelen van wegen, riolering en  openbaar groen zijn in de betreffende programma's opgenomen. De volgende beheerprogramma's liggen ten grondslag aan de kapitaalgoederen in deze paragraaf:
· Wegbeheerplan 2016 -2019 (niveau basis)
· Beheerplan bermen en sloten buitengebied 2010 - 2018 (niveau sober)
· Meerjaren onderhouds planning Civiele kunstwerken 2009 -2019 (niveau veilig en heel)
· Beleidsplan openbare verlichting 2017-2025 (niveau basis)
· VGRP 2017 -2021
· Beheerplan Openbaar Groen 2015 (Hoofdgroenstructuren en groene parels A, niveau goed; woonwijken B, niveau basis en industrieterreinen, niveau sober.
· Beheerplan Openbare Speelruimte 2016-2020, niveau basis

Voor het inhoudelijke beleid word verwezen naar de beheersplannen. In de digitale begroting treft u een link aan naar de betreffende beheersplannen. 

1.     Wegen

In 2016 is gestart met de uitvoering van het nieuwe beheerplan wegen en de inhaalslag om  geleidelijk van niveau “sober” naar “basis” te gaan. De actuele onderhoudstoestand van de wegen is als gevolg van de inhaalslag te omschrijven tussen sober en basis in.  In 2018 zal aan de hand van een actuele jaarlijkse inspectie via het noodzakelijke onderhoud verder gewerkt worden aan het op basis niveau krijgen van de wegen. Ook zal verder gewerkt worden aan het aanleggen van grasbetonstenen langs bepaalde wegen in het buitengebied.

De voorziening blijft meerjarig gelijk. De onttrekking aan de voorziening is gelijk aan de dotatie. De komende jaren zijn alle gedoteerde middelen nodig voor het onderhouden van de wegen.

 

2.     Riolering

De riolering (vrijverval en drukriolering) inclusief de bijbehorende voorzieningen worden geïnspecteerd volgens de in het VGRP vastgestelde frequenties. Aan de hand van actuele inspecties wordt het benodigde onderhoud van 2018 vastgesteld en uitgevoerd om het functioneren van de riolering te waarborgen.

 

3.     Groen

Het openbaar groen wordt onderhouden conform de vastgestelde onderhoudsniveaus:

- Hoofdgroenstructuren en groene parels A: niveau goed;

- Woonwijken B: niveau basis en

- Industrieterreinen: niveau sober. 

Samen met de commissie ruimte zal een onderzoeksopdracht worden geformuleerd om het kwaliteitsniveau van het groen te verhogen. Dit past binnen de doelstellingen zoals die vastgelegd zijn in de groene agenda van Horst aan de Maas. Voor het vervangen van de monumentale laanstructuren in Griendtsveen is een plan van aanpak vastgesteld. In 2018 zullen er laansegmenten worden aangepakt. Daarnaast zijn enkele sportvelden aan vervanging toe. Een voorstel hiervoor wordt separaat aan de Raad aangeboden.

 

4.     Gebouwen

Het vastgoed van de gemeente moet voldoen aan de kwaliteitskaders die door de Raad zijn gesteld op basis van de vastgoedstrategieën strategisch, flexibel en afstoot op, de hieraan gerelateerde onderhoudsvisies, plus, basis en minimum. In december 2017 komen we met een herziening van het meerjarenonderhoudsplan (MOP) en een meerjareninvesteringsplan (MIP) gebaseerd op de schouw en gerelateerd aan de perspectievennota.

 

D. Financiering

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

We voldoen aan de wettelijke kaders en vastgestelde gemeentelijke verordeningen.

Terug naar navigatie - We voldoen aan de wettelijke kaders en vastgestelde gemeentelijke verordeningen.

Zo gaan we dat doen

Tabellen en toelichting paragraaf D, Financiering

Terug naar navigatie - Tabellen en toelichting paragraaf D, Financiering

Inleiding                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        In het BBV 2004 (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) is de paragraaf 'financiering' voorgeschreven voor zowel de begroting als de jaarrekening. In deze paragraaf worden de plannen, feiten en visie over financiering uiteengezet. De Wet Financiering Decentrale Overheden (wet FIDO) schept een kader voor de treasuryfunctie, levert een bijdrage aan de kredietwaardigheid van de openbare lichamen en bevordert de transparantie van de treasuryfunctie. Deze wet introduceert twee instrumenten op het gebied van de treasuryfunctie:

  • het treasurystatuut,                                                                                                                                   
  • de financieringsparagraaf. 

    Het treasurystatuut heeft als doel de bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden te formaliseren en expliciet vast te stellen. De gemeenteraad kan dan beter invulling geven aan zijn verordenende en controlerende bevoegdheid. Het tweede instrument, de financieringsparagraaf, heeft als doel inzicht te geven in:

  • de algemene interne en externe ontwikkelingen die van belang zijn voor de treasury en
  • de concrete plannen op het gebied van risicobeheer, financieringspositie en leningen- en uitzettingenportefeuille. 

    De raad heeft op 2 december 2014 het 'Treasurystatuut 2015-2018' vastgesteld ter vervanging van het treasurystatuut uit 2011. In het statuut is het volgende geregeld:

  • de organisatie voor het opstellen van het treasurybeleid
  • de planning & controlcyclus
  • de organisatie van de uitvoering van treasury-activiteiten en
  • de interne en externe controle.

    De functiebenamingen die opgenomen waren in het Treasurystatuut zijn in 2017 aangepast naar de functiebenamingen die momenteel binnen de organisatie van toepassing zijn. 

    Wet Houdbare overheidsfinanciën / EMU saldo 
    Om hun financieringstekort te beheersen en terug te brengen, hebben de landen van de Eurozone (Europese Commissie) in het Verdrag van Maastricht een norm afgesproken. Het nationale financieringstekort mag niet meer bedragen dan 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP), waarbij de overheidsschuld niet hoger dan 60% van het BBP mag zijn. 

    Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare overheidsfinanciën ingevoerd. Daarin worden Europese afspraken over de beheersing van de schuldenlast en het begrotingstekort vertaald naar nationale wetgeving om te waarborgen dat het begrotingstekort binnen de perken blijft. Het aandeel van de landelijke decentrale overheden in de berekening van het begrotingstekort van 3% bedraagt 0,5%. Alle gemeenten samen nemen daarvan circa 0,32% voor hun rekening.  

    In de wet staat dat gemeenten een gelijkwaardige bijdrage moeten leveren aan het terugdringen van het EMU-tekort. Het onderhandelingsakkoord tussen het Rijk en de decentrale overheden heeft de aanvankelijke scherpe kantjes van de regels afgehaald door een tekort van 0,5% BBP toe te staan voor de eerste jaren. Bovendien werden er geen sancties opgelegd als er toch sprake was van overschrijdingen.                                                                                       

    Daarnaast gelden de regels voor het maximale begrotingstekort niet voor elke gemeente apart, maar voor alle gemeenten samen. Dat betekent dat een gemeente of provincie die in een jaar fors investeert dat gewoon kan doen als alle gemeenten samen maar binnen de norm blijven. De vier grote gemeenten samen hebben een aandeel van 85% op de grootte van het tekort. Het aandeel van onze gemeente is uitermate gering. 

    De EMU-ruimte bedraagt in 2017 0,3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dat is minder dan in de voorgaande jaren. Toen was de ruimte nog 0,5% BBP respectievelijk 0,4% in 2016. Over de hoogte van de ruimte in 2018 en verder is nog geen besluit genomen.

     

    Financieringspositie                                                                                                                        

    Voor een duidelijk beeld op de mogelijke risico's bij de financiering geven we aan welke omvang de financiering binnen onze gemeente heeft. In onderstaande tabel staat de positie ultimo 2016. Daarbij wordt de verhouding weergegeven tussen het Eigen en Vreemd vermogen.                   

     

     Het tekort aan financieringsmiddelen wordt met externe financieringsmiddelen gefinancierd. Het keuzemoment voor het aantrekken van een vaste geldlening wordt naast het benodigde inzicht in de geldstromen bepaald door

  • de marktverwachtingen
  • de wettelijke bepalingen en
  • de toetsingscriteria van de provincie m.b.t. de kasgeldlimiet en de renterisiconorm (wet FIDO). 

    Het is niet toegestaan alles met 'kort geld' - een kasgeldlening - te financieren. Er zijn criteria opgesteld voor de lokale overheden om te voorkomen dat in de toekomst bij herfinanciering met financiële tegenvallers wordt geconfronteerd. De kasgeldlening is een instrument waar door de lokale overheden veel gebruik van wordt gemaakt omdat er in de markt momenteel een negatieve rente op wordt gegeven door de verstrekkers van de lening.

     

    Risicobeheer: kasgeldlimiet en rente-risiconorm

    De gemeente verstrekt enkel leningen of garanties aan derden uit hoofde van haar publieke taak. Hiervoor is een besluit van de raad noodzakelijk. Om de budgettaire risico's te beperken, zijn twee normen op grond van de Wet Financiering Decentrale Overheden van belang: het kasgeldlimiet en de rente-risiconorm.  

    Kasgeldlimiet   

    Deze limiet heeft betrekking op leningen met een looptijd tot maximaal 1 jaar (max. 8,5% van het bedrag van de begroting). Het gaat hierbij om renterisico’s van de vlottende schuld. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en de kredietlimiet op rekening-courant. Met het in werking treden van het schatkistbankieren dienen overtollige gelden boven de normgrens van schatkistbankieren in de schatkist gestort te worden. Bij het aantrekken van financieringen voor langer dan een jaar zijn uitsluitend geldleningen toegestaan.

    De vlotte schuld wordt afgezet tegen de norm van de kasgeldlimiet. De kwartaalrapportages zijn belangrijk voor het signaleren van mogelijke overschrijdingen. Als dit structureel is en er sprake is van een overschrijding van drie opeenvolgende kwartalen, moet de gemeente met de provincie in overleg over een beëindiging van de overschrijding. De gemeente wordt dan verplicht een vaste geldlening af te sluiten (consolideren). 

    Uit onderstaand overzicht blijkt dat de kasgeldlimiet in de meest recente kwartalen geen overschrijding  laat zien. De hoogte van de vlottende schuld is sterk afhankelijk van de mate en het tempo van uitvoering van geraamde investeringen en grondverkopen.

     

    Renterisiconorm

    De renterisiconorm heeft betrekking op financieringen met een rentetypische looptijd van langer dan 1 jaar. De gemeente loopt renterisico over

  • dat deel van de leningenportefeuille dat in een jaar in aanmerking komt voor herfinanciering of renteherziening en
  • nieuw aan te trekken langlopende leningen. 

    Aansluitend op de geactualiseerde Wet Fido is per 1 januari 2010 de nieuwe Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden in werking getreden. Vanaf dat moment wordt de risiconorm berekend op basis van een percentage (20%) van het begrotingstotaal. Doel is het renterisico bij herfinanciering te beheersen. Jaarlijks mogen de verplichte aflossingen en de renteherziening niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.

    Onderstaand schema laat zien dat we ruim onder de renterisiconorm zijn gebleven. De provincie toetst de kasgeldlimiet en renterisiconorm uit hoofde van haar financiële toezicht.

 

Nieuwe BBV richtlijnen Rente 2016

Om ervoor te zorgen dat in de begroting en verantwoording de totale rentelasten en de daaraan gekoppelde financieringsbehoefte inzichtelijk zijn, wordt in de BBV voorgeschreven dat de paragraaf financiering voortaan ook in ieder geval inzicht geeft in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend.

De commissie BBV adviseert een renteschema hiervoor op te nemen in de paragraaf financiering.

Onderstaande schema voldoet aan het genoemde advies. 

 

De omslagrente wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente wordt vervolgens op consistente en eenduidige wijze worden toegerekend aan de individuele activa waarbij differentiatie per investering of taakveld niet is toegestaan. Het bij de begroting (voor)gecalculeerde omslagpercentage mag binnen een marge van 0,50% worden afgerond.

Indien de werkelijke rentelasten die, over een jaar, aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast meer dan 25% afwijken van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden is toegerekend, dan is een correctie verplicht.

Dit is gerelateerd aan de fluctuaties van de rentetarieven op de geldmarkt. 

Om te kunnen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht te houden op de financieringsfunctie is de volgende doelstelling opgesteld met bijbehorende maatregelen:

 

E. Bedrijfsvoering

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

HRM. De gemeente is een goede werkgever. Medewerkers zijn duurzaam inzetbaar.

Terug naar navigatie - HRM. De gemeente is een goede werkgever. Medewerkers zijn duurzaam inzetbaar.

Zo gaan we dat doen

HRM. De HRM-processen van de gemeentelijke organisatie worden tegen acceptabele kosten ondersteund door kwalitatief goede informatie en informatiesystemen.

Terug naar navigatie - HRM. De HRM-processen van de gemeentelijke organisatie worden tegen acceptabele kosten ondersteund door kwalitatief goede informatie en informatiesystemen.

Zo gaan we dat doen

IV. De dienstverlening en bedrijfsprocessen van de gemeentelijke organisatie worden tegen acceptabele kosten ondersteund door kwalitatief goede informatie en informatiesystemen.

Terug naar navigatie - IV. De dienstverlening en bedrijfsprocessen van de gemeentelijke organisatie worden tegen acceptabele kosten ondersteund door kwalitatief goede informatie en informatiesystemen.

Zo gaan we dat doen

IV. De inrichting, het beheer en de uitvoering van de informatievoorziening zijn integraal op elkaar afgestemd rekening houdend met in- en externe ontwikkelingen.

Terug naar navigatie - IV. De inrichting, het beheer en de uitvoering van de informatievoorziening zijn integraal op elkaar afgestemd rekening houdend met in- en externe ontwikkelingen.

Zo gaan we dat doen

KAB. Subsidiemogelijkheden, zowel provinciaal, nationaal als Europees worden maximaal benut.

Terug naar navigatie - KAB. Subsidiemogelijkheden, zowel provinciaal, nationaal als Europees worden maximaal benut.

Zo gaan we dat doen

KAB. We hebben een effectief en efficiënt inkoopbeleid en contractbeheer.

Terug naar navigatie - KAB. We hebben een effectief en efficiënt inkoopbeleid en contractbeheer.
 

Zo gaan we dat doen

Toelichting paragraaf E, bedrijfsvoering

Terug naar navigatie - Toelichting paragraaf E, bedrijfsvoering

Komend jaar staan vier zaken in de bedrijfsvoering centraal.

Ten eerste ronden wij af waar we - zoals vermeld in de inleiding van de paragraaf Bedrijfsvoering van de begroting 2017 - mee gestart zijn in relatie tot het traject ‘Van Vakmanschap naar Meesterschap’ met als speerpunten het cultuurtraject en de herijking van planning en control. We richten ons op het leveren van aantoonbare toegevoegde waarde. Zo werken wij aan het opleveren van een verbeterde en verbrede servicedesk. De manier van werken is aangepast en de basis is op orde om van daaruit door te ontwikkelen.

Ten tweede zal de bedrijfsvoering over de gehele breedte worden opgebouwd vanuit de vergaande samenwerking met de gemeenten Venray en Venlo. We werken samen toe naar eenhoofdige aansturing van bedrijfsvoeringsonderdelen via de drie gemeenten samen. Na een periode van 3 tot 5 jaar worden, na een evaluatie, de betreffende bedrijfsonderdelen ook formeel samengevoegd. Momenteel worden daarvoor kwartiermakers aangewezen die een opdracht krijgen van de drie gemeentesecretarissen samen. Onze gemeente sluit daarmee aan bij een lopende samenwerking van de gemeenten Venray en Venlo waarin de thema’s Gegevenshuis, shared services, human resources, klantcontactcentrum en informatietechnologie zijn benoemd. Ook treden wij nadrukkelijker samen op in regionaal verband op de thema’s Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) en binnen de MGR Sociaal Domein. Bij het thema HR werken wij verder op basis van de bestaande samenwerking, met meer focus op het gezamenlijk organiseren van beheeractiviteiten. Bij het thema informatietechnologie (ICT) zijn de gemeenten Venray en Horst aan de Maas samen, als één, in gesprek met het bestaande samenwerkingsverband ICT NML om mogelijk toe te treden in 2018. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

·samenwerkingsvorm volgt op inhoud
·indien mogelijk aansluiten bij bestaande samenwerkingen
·indien mogelijk aansluiten bij lopende processen/verkenningen
·samenwerking op basis van netwerken voor beleidsthema’s
·centrale sturing voor bedrijfsvoeringsonderdelen gericht op uitvoering
·anticiperen op onderwerpen waar energie op zit
·gezamenlijk als één naar buiten voor RUD en MGR
·vooruitdenken gericht op kansen
·nieuwe deelnemers kunnen aansluiten op de vastgestelde lijn.

Ten derde richten wij ons op het realiseren van thema’s als
·vastgoedmanagement
·flexibel werken in combinatie met het realiseren van medegebruik van de faciliteiten van het gemeentehuis
·beveiligings- en privacyregelgeving (BIG-maatregelen)
·vervolg zaakgericht werken in relatie tot bijvoorbeeld mijnoverheid.nl
·aansluiting bij e-depot en
·het ondersteunen van komende wet- en regelgeving, zoals de Omgevingswet.

Tenslotte richten wij ons komend jaar op het faciliteren van het nieuwe bestuur van de gemeente inclusief alle bijbehorende werkzaamheden.

F. Verbonden partijen

F. Verbonden partijen

Terug naar navigatie - F. Verbonden partijen

1. Inleiding
In deze paragraaf geven we inzicht  in de verbonden partijen.
Een verbonden partij is een privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon waarin de gemeente een bestuurlijk én een financieel belang heeft (artikel 1 BBV). Er is sprake van een bestuurlijk belang als er zeggenschap is op basis van stemrecht of vertegenwoordiging in het bestuur van de organisatie. Er is sprake van een financieel belang wanneer een beschikbaar gesteld bedrag niet verhaalbaar is bij faillissement of wanneer er financiële aansprakelijkheid bestaat als de verbonden partij haar verplichtingen niet nakomt.

Verbonden partijen voeren publieke taken uit die een relatie hebben met het bereiken van de doelstellingen van het programmaplan en de daaraan gekoppelde beleidsvoornemens.

2. Verbonden partijen
Er is op dit moment sprake van de volgende verbonden partijen:

Gemeenschappelijke regelingen:
1.    Veiligheidsregio Limburg-Noord
2.    Euregio Rijn-Maas-Noord
3.    Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West (NLW)
4.    Districtelijke Bundeling Handhavingscapaciteit
5.    Samenwerkingsovereenkomst Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum
6.    Gemeenschappelijke Regeling Maasveren Limburg Noord
7.    Modulaire Gemeenschappelijke Regeling
8.    RUD Limburg
9.   Omnibuzz

Coöperaties/vennootschappen:
10.     Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo

Stichtingen/verenigingen:
-

Overig:
11.  Regio Venlo (vrijwillig samenwerkingsverband)
12.  Banenplein Limburg
13.    Aandelen:
    1 a t/mf. Diverse deelnemingen als gevolg verkoop aandelen Essent
    2. Waterleidingmaatschappij Limburg
    3. Bank voor Nederlandse Gemeenten
    4. Bodemzorg Limburg
    5. Industriebank LIOF
   
Voor elk van deze partijen zijn de gegevens hieronder opgenomen in een uniform format. Van elke verbonden partij is de meest actuele financiële informatie vermeld. Bij voorkeur die van 2018.

Tabellen Paragraaf F, verbonden partijen

Terug naar navigatie - Tabellen Paragraaf F, verbonden partijen
Nummer:
1
Naam van de verbonden partij:
Veiligheidsregio Limburg Noord
Vestigingsplaats:
 

Doel (openbaar belang)

Behartiging van de belangen van de 15 gemeenten binnen het gebied van de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN), handelend vanuit de taken en verantwoordelijkheden zoals opgenomen in de Wet Veiligheidsregio's en de Wet Publieke gezondheid.

Relatie met programma

Programma 1, Bestuur en Dienstverlening (paragraaf 1.3 Brandweer en Rampenbestrijding) en programma 3, Sociaal Domein (paragraaf  3.3 Preventie)

Bestuurlijk en financieel belang

Een groot deel van de gemeentelijke verantwoordelijkheden op het terrein van Veiligheid en Publieke Gezondheid zijn conform de geldende wetgeving belegd bij de VRLN. Hiervoor betaalt Horst aan de Maas een gemeentelijke bijdrage. De bijdrage voor 2017 (voor zowel veiligheid als gezondheid) is € 3.871.318. Dit betreft het ingroeibedrag na de harmonisatie van de begroting in 2016.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

In 2017 is de  25% van de hogere gemeentelijke bijdrage verwerkt in de begroting, dit na de harmonisatie van de begroting van de VRLN van 2016. In 2020 zal het volledige bedrag zijn verwerkt in onze begroting.

De Veiligheidsregio heeft een traject ingezet van verbetering en transparantie in zijn bedrijfsvoering. Belangrijk onderdeel hiervan was de harmonisatie van de begrotingen en de daaruit volgende gemeentelijke bijdrage. De ontwikkelingen worden vanuit een proactieve en positief kritische houding door het college gevolgd en draagt zorg dat de raad voldoende ruimte en gelegenheid krijgt om deze ontwikkelingen te volgen.

Samen met VRLN en andere ketenpartners wordt onderzocht of er een mogelijkheid is tot het komen van nieuwbouw van een multifunctionele brandweerkazerne met oefenterrein binnen Horst aan de Maas.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 1.675.000

€ 1.553.000

Vreemd vermogen

€ 39.855.000

€ 39.858.000

Resultaat boekjaar

€ 65.000 Voordelig (2016)

  

Nummer:
2
Naam van de verbonden partij:
Euregio Rijn-Maas-Noord
Vestigingsplaats:
Mönchengladbach en Venlo

Doel (openbaar belang)

De vertegenwoordigers van overheden en Kamers van Koophandel bereiken in de Euregio overeenstemming over gezamenlijke Duits-Nederlandse projecten en stimuleren vervolgens de voortvarende uitvoering ervan. De Euregio adviseert over het belang van projecten in relatie tot de beschikbare subsidiegelden. Bij onderwerpen die het werkgebied overstijgen, vertegenwoordigt de Euregio Rijn-Maas-Noord haar leden naar andere Euregio’s en naar overheden en instellingen op landelijk en Europees niveau.

Relatie met programma

Programma 1, Bestuur en Bestuurlijke samenwerking

Bestuurlijk en financieel belang

De Euregio zet zich in voor

·         het bevorderen van de grensoverschrijdende samenwerking op de programmaonderdelen

·         het bevorderen van de ontwikkeling van de regio op het gebied van technologie, economie, innovatie en duurzaamheid

·         het grensoverschrijdend bevorderen van de integratie van inwoners.

·         het behalen van subsidie voor projecten. Het budget is opgebouwd uit verschillende inkomsten. Het grootste deel bestaat uit kostenvergoedingen en subsidie van de Europese Unie, de deelstaat NRW en de provincie Limburg. Verder financieren de Duitse en Nederlandse leden een deel van het budget met hun bijdrage een. De jaarlijkse contributie/bijdrage is € 6.880 (€ 3.440 per stem).

 

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Naast de periodieke Algemene ledenvergaderingen bestaat de Eurgio Rijn-Maas-Noord uit verschillende commissies:

·         commissie Government-to-Government,

·         commissie Business-to-Business,

·         commissie People-to-People  en

·         commissie INTERREG.

INTERREG stimuleert innovatieve en duurzame projecten die zich richten op het sterker maken van Europa. Denk aan meer innovatiekracht, een beter milieu en het verkleinen van de economische verschillen tussen regio’s en lidstaten onderling. De INTERREG periode V (2014-2020) biedt vooral kansen op regionaal en bovenregionaal niveau o.a. vanwege het gevraagde schaalniveau van projecten en initiatieven. De taak en opdracht van onze subsidiecoördinator is erop gericht aansluiting te vinden met de regio Venlo en kansen en mogelijkheden voor Horst aan de Maas te benutten. Ook wordt waar mogelijk de verbinding gemaakt met de bestuursopdracht over een nieuw afsprakenkader voor Internationale Zaken. Op basis van dit afsprakenkader wordt de regio Noord en Midden-Limburg ondersteund en geadviseerd over onze internationale positionering en het verkleinen van grensbarrières. De ambtelijke ondersteuning hiervoor wordt ingevuld door gemeente Venlo.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

N.v.t.

N.v.t.

Vreemd vermogen

N.v.t.

N.v.t.

Resultaat boekjaar

N.v.t.

 

 

Nummer:
3
Naam van de verbonden partij:
Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West (NLW)
Vestigingsplaats:
Venray

Doel (openbaar belang)

Het uitvoeren van de (voormalige) Wet sociale werkvoorziening voor de gemeenten Peel en Maas, Horst aan de Maas en Venray. Sinds 1 januari 2015 is de NLW een van de professionele partners bij het uitvoeren van de Participatiewet.

Relatie met programma

Programma 3, Sociaal Domein

Bestuurlijk en financieel belang

De gemeente heeft als bestuurder van het werkvoorzieningschap zeggenschap over de inhoudelijke dienstverlening van de NLW-Groep NV en als aandeelhouder zeggenschap over de bedrijfseconomische aspecten van de NLW-groep NV.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

De eerder vastgestelde en ingezette ontwikkeling(transitie) voor NLW is nog steeds actueel. 

De financiering van de WSW verloopt op dit moment via twee geldstromen. Enerzijds de van het rijk te ontvangen WSW subsidie, (onderdeel van de participatiewet) anderzijds via een additionele gemeentelijke bijdrage. In principe moet de rijksbijdrage voldoende zijn om een SW plek te exploiteren. In de participatiewet is opgenomen dat er jaarlijks een korting zal plaatsvinden op deze rijkssubsidie terwijl de loonkosten van de SW medewerkers niet dalen. Het gevolg is dat er tekorten ontstaan die door een gezonde exploitatie van het NLW bedrijf moeten worden gecompenseerd.

Vanaf 2013 hebben de gemeenten Venray, Horst aan de Maas en Peel en Maas een strikter toezicht uitgeoefend op de exploitatie van NLW en de voortgang van de herstructurering. Door een Raad van advies (bestaande uit medewerkers van de betreffende gemeenten) wordt regelmatig overleg gevoerd met de directie en MT van NLW over de financiële stand van zaken en andere belangrijke organisatorische aspecten. Door deze werkwijze hebben de gemeenten eerder inzicht in het financiële reilen en zeilen bij NLW, kan het bestuur desgewenst sneller ingrijpen en kunnen de gemeentelijke begrotingen eerder worden aangepast aan de werkelijke realisatie bij NLW.

In de meest actuele prognoses van NLW (op basis van de Participatiewet) wordt uitgegaan van een scenario waarbij er een structureel exploitatietekort zal ontstaan bij de NLW-organisatie. Dat wordt betaald door de deelnemende gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling. De bijdrage en prognoses zijn verwerkt in de begroting van Horst aan de Maas.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 125.000

€ 125.000

Vreemd vermogen

€ 7.180.000

€ 7.123.000

Resultaat boekjaar

€ 0

 

Nummer:
4
Naam van de verbonden partij:
Districtelijke Bundeling Handhavingscapaciteit
Vestigingsplaats:
Venray

Doel (openbaar belang)

Uitvoering geven aan 1. omgevingsvergunningen milieu en 2. aan toezicht en handhaving van milieu.

De algemene doelen van de GR zijn: versterken gezamenlijke daadkracht, bevordering integraal werken, ontwikkeling specifieke deskundigheden, vermindering van kwetsbaarheid, bevordering efficiënter werken en doelmatigheid handhaving. Dit doen we door versterking van de onafhankelijke functie van een team Handhaving.

Relatie met programma

Programma 4, Ruimte, Wonen en Mobiliteit.

Bestuurlijk en financieel belang

Het college van de gemeente Horst aan de Maas heeft de gemeente Venray mandaat verleend voor de uitoefening van de toezichts- en handhavingsfunctie. Hierbij is wel vastgelegd dat het college van Horst aan de Maas eindverantwoordelijk blijft. In de jaarbegroting 2018 is een bijdrage opgenomen van minimaal € 750.000. Tijdens de halfjaaranalyse wordt bezien of een financiële bijstelling noodzakelijk is, gelet op in de uitvoering van het VTH beleid niet voorziene ontwikkelingen of buiten de GR liggende oorzaken. 

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

De gemeenschappelijke regeling (GR) 'Districtelijke bundeling handhavingscapaciteit' is ingegaan per 1 april 2005 en houdt in dat de gemeente Venray als opdrachtnemer voor de gemeente Horst aan de Maas (opdrachtgever) zorgt voor de uitvoering van de toezicht- en handhavingstaken (TH) voor verschillende beleidsthema’s. Dat gebeurt op basis van een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma (kort: UP). De UP wordt verricht op basis van een jaarlijks af te sluiten dienstverleningsovereenkomst (DVO) afgesloten met de gemeente Venray over het niveau van de taakuitoefening. 

De toezicht- en handhavingstaken worden uitgevoerd op grond van een bestuurlijke prioritering. In het jaarlijks handhavingsuitvoeringsprogramma komen de taken, projecten, doelstellingen en de ingezette capaciteit gedetailleerder aan de orde. De bestuurlijke prioritering brengt een zogenaamd 'restrisico' met zich mee; bepaalde toezicht- en handhavingstaken worden niet of in mindere mate uitgevoerd.

Nieuw VTH beleid 2017-2020

Op 11 april 2017 heeft het college van Horst aan de Maas het nieuwe beleidsplan VTH 2017-2020 vastgesteld. Dit beleidsplan is de opvolger van het "Integraal Handhavingsbeleid 2012-2015". Tijdsverloop en nieuwe wet- en regelgeving zijn aanleiding voor deze actualisatie. Het Integraal Handhavingsbeleid 2012-2015 is geëvalueerd en de resultaten daarvan zijn betrokken bij het opstellen van het beleidsplan. Daarnaast is gebruik gemaakt van het format dat door de RUD Limburg Noord is ontwikkeld. De Raad is op 7 juni 2017 geïnformeerd over het door het college vastgestelde Beleidsplan VTH 2017-2020.

 

Herijking huidige handhavingssamenwerking:

De gemeenschappelijke regeling bepaalt dat beide gemeenten samen garant staan voor de continuïteit en omvang van de samenwerking. Dat wil concreet zeggen dat jaarlijks een dienstenpakket wordt afgenomen dat is afgestemd op de daadwerkelijke beschikbare capaciteit van mensen en middelen.
Dit uitgangspunt maakt het huidige handhandhavingssamenwerking juridisch te weinig flexibel om zonder financiële consequenties in te spelen op de veranderende handhavingsbehoefte van Horst aan de Maas. Dit knelpunt, ook kijkend naar de beschikbare budgetten in voorgaande jaren, was aanleiding voor de oriëntatie naar de herijking van de handhavingssamenwerking. De gesprekken hebben nog niet tot een aanpassing van de regeling geleid. 

RUD Limburg Noord

In de loop van 2017 zijn de gesprekken weer opgepakt mede door de recente ontwikkelingen van de RUD Limburg Noord. Deze bestaat sinds 1 januari 2013. Het is de bedoeling dat de GR met Venray op termijn wordt opgeheven en wordt opgenomen in deze netwerk RUD.

Daarnaast is er in 2017 en 2018 sprake van de eerste verkenning van de vorming van een gemeenschappelijke regeling Venlo, Venray en Horst aan de Maas (GR VVH). Deze GR richt zich ook mede op krachtenbundeling van onder meer toezichthoudende en handhavende expertise en uitvoering. 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 791.700

€ 842.328

Vreemd vermogen

€ 0

€ 0

Resultaat boekjaar

€ 121.295

 

Nummer:
5
Naam van de verbonden partij:
Samenwerkingsovereenkomst Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum
Vestigingsplaats:
Meerlo

Doel (openbaar belang)

·         Realisatie van een duurzame waterstanddaling in de Maas. Het reactiveren van de Oude Maasarm en de aanleg van de hoogwatergeulen Ooijen en Wanssum leiden tot significant lagere waterstanden op de Maas tijdens hoog water. Hierdoor worden stroomopwaarts gelegen dorpen en steden (waaronder Broekhuizen) beter beschermd.

·         Het ontwikkelen van natuur en landschap.

·         Het vergroten van de leefbaarheid in Wanssum.

Door de reactivering van de Oude Maasarm en de aanleg van twee hoogwatergeulen wordt ruimte gemaakt voor nieuwe economische  ontwikkelingen.

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en economie en programma 4, Ruimte, wonen en mobiliteit.

Bestuurlijk en financieel belang

De provincie en de regio hebben € 75 miljoen beschikbaar gesteld voor de gebiedsontwikkeling. Het Rijk draagt € 125 miljoen bij om tot een sluitende begroting te komen. Daarnaast heeft het Rijk € 10 miljoen gereserveerd uit het sluitstuk kaden budget, bestemd voor de aanleg van primaire waterkeringen in het gebied.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

In 2011 is tussen partijen een bestuursovereenkomst gesloten. Daarmee werd via de procedure van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) de investering geborgd. In november 2012 is dit gevolgd door de bestuursovereenkomst planuitwerking Ooijen-Wanssum. Op basis daarvan heeft de staatssecretaris de voorkeursbeslissing genomen. Meer informatie vindt u in de projectenrapportage onder Gebiedsontwikkeling Oude Maasarm.
Op 12 oktober 2016 hebben de betrokken partijen de realisatieovereenkomst gesloten. In oktober 2016 is ook het werk definitief gegund. De concrete uitvoering start in het vierde kwartaal van 2017 en zal op basis van de planning van de aannemer eind 2020 zijn afgerond.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

N.v.t.

N.v.t.

Vreemd vermogen

N.v.t.

N.v.t.

Resultaat boekjaar

N.v.t.

 

Nummer:
6
Naam van de verbonden partij:
Gemeenschappelijke Regeling Maasveren Limburg Noord
Vestigingsplaats:
Horst aan de Maas

Doel (openbaar belang)

Het in stand houden van een vijftal veerverbindingen over de Maas.

Relatie met programma

Programma 4, Ruimte, wonen en mobiliteit

Bestuurlijk en financieel belang

Vanuit de rol van Horst aan de Maas als centrumgemeente is de wethouder voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg Maasveren Limburg-Noord. Daarmee is het college aanspreekbaar op de manier waarop de exploitatie van de Maasveren wordt ingevuld. Er zijn geen bestuursbevoegdheden overgedragen aan de Gemeenschappelijke Regeling. De colleges c.q. raden (in het geval van begroting en jaarrekening) van de gemeenten blijven daarmee bevoegd voor het nemen van besluiten of wijzigingen die de regeling aangaan.

De exploitatie van de Maasveren brengt geen kosten met zich mee voor de individuele gemeenten. De lasten worden gedekt door de baten.
In een concessieovereenkomst is de afspraak gemaakt dat er jaarlijks € 300.000 aan concessievergoeding wordt gestort

·         voor de apparaats- en beheerkosten van de centrumgemeente en

·         de dotatie aan de algemene reserve Maasveren voor de vervanging van en investeringen in de Maasveren. 

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Conform de eerder gemaakte afspraken over de vervangingscyclus gedurende de komende 10 jaar, is het eerste nieuwe veer op 6 december 2014 opgeleverd (verbinding Kessel-Beesel). Medio september 2016 hebben allen GR-gemeenteraden ingestemd met de versnelde vervanging van de Maasveren   

De financiële risico’s zijn nihil, gelet op de exploitatieresultaten van de afgelopen jaren. De exploitatie is al vele jaren positief/stabiel.
De risico’s op het vlak van verantwoordelijkheden of in geval van calamiteiten zijn beschreven in de regeling (o.a. verzekering en aansprakelijkheid).

Vanuit de doelstelling van de regeling is de verwachting dat de vijf veren in de vaart gehouden kunnen worden. Zolang deze doelstelling inde vier Maasoever-gemeenten wordt gedeeld, zal de regeling in stand gehouden worden.

In verband met de versnelde vervanging van de veren gedurende de periode 2017 tot en met 2018 is vooral inzet nodig op de coördinatie van de voorbereiding van  aanbestedingen en begeleiding tijdens de bouw van de vier nog te realiseren veren. Dit geldt ook voor de invulling van het beheer en onderhoud van de veerstoepen. De Maasveren zijn voor het overige ‘beleidsarm’.

Over de resultaten van de exploitatie Maasveren overlegt de exploitant een accountantsverklaring. Daarnaast maakt Horst aan de Maas als centrumgemeente jaarlijks een begroting en jaarrekening op.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 2.064.031

€ 2.156.908

Vreemd vermogen

€ 0

€ 0

Resultaat boekjaar

€ 92.878 (2016)

 

Nummer:
7
Naam van de verbonden partij:
Modulaire gemeenschappelijke regeling
Vestigingsplaats:
Venlo

Doel (openbaar belang)

De MGR is opgericht om de samenwerking in het sociaal domein op uitvoerend niveau vorm te geven. De samenwerking bevat bij de start per 1 november 2014 als eerste module ‘opdrachtgeven in het sociaal domein’ en is gericht op het gezamenlijk aanbesteden en inkopen van diensten in het sociaal domein. De werkorganisatie hiervoor heet het Regionaal Bureau Opdrachtgeven (RBO).

Relatie met programma

Programma 3, Sociaal Domein

Bestuurlijk en financieel belang

Aan de MGR SDLN doen de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray mee.

De wethouder Sociaal Domein maakt deel uit van het Algemeen Bestuur.

De begroting van de MGR SDLN bevat uitsluitend bedrijfsvoeringskosten, voornamelijk personeelskosten. De deelnemende gemeenten betalen jaarlijks een bijdrage naar rato van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar t-1. De bijdrage van Horst aan de Maas voor 2017 is € 245.000 (afgerond en exclusief btw).

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

In 2017 is een begin gemaakt met de implementatie van een ontwikkelplan voor de MGR waar in totaal een periode van 3 jaar voor is uitgetrokken. Voor 2018 ligt de focus op  het doorontwikkelen van kwaliteitsverbeteringen. Onder andere door het aanscherpen van het monitoringsysteem en adequaat leveranciersmanagement. Hiermee wordt er een verdieping bereikt op de activiteiten nazorg en bewaking, analyse en leveranciersmanagement.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 0

€ 0

Vreemd vermogen

€ 451.010

€ 1.046.000

Resultaat boekjaar

€ 138.000 voordelig

 

Nummer:
8
Naam van de verbonden partij:
Regionale uitvoeringsdienst (RUD)
Vestigingsplaats:
Venray

Doel (openbaar belang)

Het doel is uitvoering te geven aan:

·         omgevingsvergunningen milieu en

·         toezicht en handhaving op het gebied van milieu.

 

Relatie met programma

Programma 4, Ruimte, Wonen en Mobiliteit

Bestuurlijk en financieel belang

Het bestuur van de RUD Limburg Noord wordt gevormd door het Bestuurlijk Overleg (BO), waarin alle gemeenten en de provincie zijn vertegenwoordigd. Namens Horst aan de Maas is de burgemeester lid van het bestuur. Het bestuur stelt het regionaal uitvoeringsprogramma (UP), de bestuursovereenkomst (BO) en de dienstverlenings-overeenkomst (DVO) af. Ambtelijke afstemming vindt plaats in het platform gemeentesecretarissen.

 

In de meerjarenbegroting 2018-2021 is voor de jaarschijven 2018 t/m 2021 een budgetverhoging van € 24.500 per jaarschijf opgevoerd voor extra capaciteit RUD.

 

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Op basis van de wet Vergunningen, Toezicht en Handhaving  (Wet VTH, op 1 april 2016 in werking getreden) moet een RUD rechtspersoonlijkheid hebben. Dat betekent dat de huidige netwerkorganisatie vóór 1-1-2018 moet zijn vastgesteld tot een gemeenschappelijke regeling. 

De RUD LN is in 2013 gestart als een netwerk met als juridische basis een bestuursovereenkomst. Inmiddels is via de wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wettelijk verplicht dat vanaf 1 januari 2018 alle RUD’s zijn ingericht als een openbaar lichaam (OL) op basis van een Gemeenschappelijke Regeling (GR). Een uitvoeringsdienst met een OL biedt volgens de wetgever de benodigde waarborgen voor de gewenste eenduidigheid, uniformiteit en robuustheid van de organisatie en daarmee voor de continuïteit van omgevingsdiensten. Het Bestuurlijk Overleg (BO) van de RUD LN startte in maart 2016 met de ontwikkeling van een gemeenschappelijke regeling RUD LN. 

In het BO van 24 maart 2016 is een projectorganisatie ingericht. In het BO van december 2016 is een toelichting gegeven op de tussenstand. Op 16 februari en 17 maart 2017 zijn de door de projectorganisatie geleverde documenten besproken in het platform secretarissen.  Het BO heeft de resultaten 6 april 2017 behandeld. Een aantal deelnemers heeft aangegeven niet in te kunnen stemmen met de voorstellen. Daarop is een bestuurlijke taskforce geïnstalleerd en alle deelnemers gevraagd in een korte reactie aan te geven waar de zorgpunten liggen. Alle 16 deelnemers hebben gereageerd. De taskforce heeft vervolgens een nieuw voorstel ontwikkeld dat in het BO van 8 juni is geaccordeerd voor doorgeleiding naar de colleges (voor vaststelling als voorgenomen besluit in het kader van de GR vorming).

In de loop van 2017 wordt de organieke ontwikkeling van de netwerk RUD verder vorm gegeven. Deze 'RUD-netwerk nieuwe stijl' heeft financieel de voorkeur. In een inrichtingsplan wordt de netwerk-RUD nieuwe stijl verder uitgewerkt, en dit plan geeft inzicht in de concrete financiële gevolgen voor onze gemeente. Verder heeft de invoering van de Omgevingswet de nodige impact op de uitvoeringsprogramma’s van de RUD LN. Per 1-1-2018 dient deze als Openbaar lichaam klaar te zijn. Dit kan extra middelen vragen.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 171.923

€ 183.038

Vreemd vermogen

€ 0

€ 0

Resultaat boekjaar

 -/- € 11.115

 

Nummer:
9
Naam van de verbonden partij:
Omnibuzz
Vestigingsplaats:
Geleen

Doel (openbaar belang)

Het realiseren van een integraal betaalbaar, kwalitatief en toekomstbestendig doelgroepenvervoer dat goed aansluit op het openbaar vervoer en waar gemeenten zeggenschap over hebben.

Relatie met programma

Programma 3, Sociaal Domein

Bestuurlijk en financieel belang

Wethouder verantwoordelijk voor het doelgroepenvervoer neemt deel in het dagelijks en algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Omnibuzz.

Alle Limburgse gemeenten zijn deelnemer in de GR en dragen samen de bedrijfskosten.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

2017 is eerste verlengde bedrijfsjaar van mobiliteitsorganisatie Omnibuzz (dec 2016 tm dec 2017). 2018 is het 2e bedrijfsjaar waarin al meer duidelijkheid bestaat over de bedrijfsvoering en het meerjarenperspectief.

Activiteiten en beleid/koers Omnibuzz pasen volledig in doelstellingen van de gemeenten. Zie genoemd doel (boven). Conform collegeprogramma.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 1.233.000

€ 1.185.000

Vreemd vermogen

€ 1.105.213 

€ 1.591.313

Resultaat boekjaar

 

 

Nummer:
10
Naam van de verbonden partij:
Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo
Vestigingsplaats:
Venlo

Doel (openbaar belang)

De gebiedsontwikkeling Klavertje 4 heeft betrekking op een gebied van 5.400 hectare, dat ontwikkeld wordt tot een concentratiegebied voor met name glastuinbouw, logistiek en agribusiness. De bedrijfsactiviteiten krijgen vorm in een duurzaam ontworpen werklandschap. Het gebied wordt ontsloten door de Greenportlane. Daarnaast wordt een robuuste groenstructuur gerealiseerd en speelt het energiemanagement in het gebied een belangrijke rol.
Doel van de gebiedsontwikkeling Klavertje 4 is het gebied uit te laten groeien tot een duurzaam en innovatief agro-logistiek cluster van nationale en Europese betekenis. Het versterken van de economische structuur en activiteiten moeten hand in hand gaan met het verbeteren van het woon-, werk- en leefklimaat.

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en economie.

Bestuurlijk en financieel belang

De wethouder Economische Zaken vertegenwoordigt het college als aandeelhouder in de BV (en tot de opheffing van de CV’s als commanditair vennoot).Het aandeel van 8,3% van de gemeente Horst aan de Maas vertegenwoordigt vanaf 2017 een waarde van € 3.872.000.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

In het kader van het Programma Plan van Aanpak Greenport Venlo hebben de diverse partijen in december 2016 ingestemd met het definitief akkoord grond- en vastgoedexploitaties Greenport Venlo. Vanaf 2017 is het Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo verantwoordelijk voor de gebiedsontwikkeling Klavertje 4 (werklandschapsdeel) met als aandeelhouders de provincie Limburg en de gemeenten Horst aan de Maas, Venlo en Venray. De nieuwe exploitatie heeft op een totaalsom van ruim € 600 miljoen een eindsaldo van net boven de nul.
Met de herijking van de exploitatie wordt verwacht dat er voldoende mogelijkheden zijn om risico’s op te vangen.

Er is sprake van verschil in hoogte van de investering per partij en daarmee verschil in risico in het project. Voor Horst aan de Maas is er sprake van een deelneming van 8,3%, zijnde € 3.872.000 aan waarde.

De totale (geactiveerde) gemeentelijke bijdrage is € 2.450.000. Hierop wordt niet afgeschreven.
Voor de inbreng van het eigen vermogen zal de gemeente jaarlijks een rendement van 2% uitgekeerd krijgen. De kapitaallasten van de hiervoor genoemde geactiveerde gemeentelijke bijdrage worden voortaan gedekt uit dit rendement in plaats van uit de reserve strategische aan- en verkopen
Daarnaast stelt de gemeente Horst aan de Maas een vaste geldlening (€ 10,5 miljoen) en een flexibele geldlening (max. € 3,6 miljoen) ter beschikking met een jaarlijkse rendementsvergoeding van tussen de 3,13% en 3,48%.

 

01-01-2018 (begroot)

    CV WOM K4

31-12-2018 (begroot)

CV WOM K4

Eigen vermogen

€ 36.117.017

€ 36.263.333

Vreemd vermogen

€ 41.926.329

€ 36.957.813

Resultaat boekjaar

€ 146.316

 

Nummer:
11
Naam van de verbonden partij:
Regio Venlo
Vestigingsplaats:
Venlo

Doel (openbaar belang)

De Regio Venlo is een vrijwillig samenwerkingsverband dat is gericht op de economische structuurversterking van Noord-Limburg.

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en economie.

Bestuurlijk en financieel belang

Regionale samenwerking is nodig voor een bestuurlijk krachtige regio.

Voor de regiobegroting stelt iedere gemeente een jaarlijkse bijdrage van € 4 per inwoner  beschikbaar. Een groot deel van de middelen was t/m 2016 bestemd voor een meerjarige bijdrage aan de vestiging van de HAS.

Voor de regiobegroting 2015 en verder is bepaald dat de middelen binnen de regiobegroting de komende vier jaar beschikbaar worden gesteld voor regionale activiteiten en projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van de Brightlands Campus Greenport Venlo. Daarnaast is voor de ontwikkeling van vrijetijdseconomie een beperkt budget beschikbaar gesteld.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Voor de toekomst zijn met name de doelstellingen van de Strategische Regiovisie leidend  voor de regionale samenwerking. Dit is uitgewerkt in de notitie Werken aan de Regio Venlo 2015-2018, waarin de diverse programma's zijn beschreven. De komende periode wordt prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van de Greenportcampus en de daaraan verbonden economische sectoren, én aan de verdere ontwikkeling van de vrijetijdseconomie in onze regio.

De risico’s liggen niet in de vrijwillige samenwerking maar bij de strategische regionale projecten.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 355.376

€ 123.289

Vreemd vermogen

n.v.t.

n.v.t.

Resultaat boekjaar

€ 232.087 negatief

 

Nummer:
12
Naam van de verbonden partij:
Banenplein Limburg
Vestigingsplaats:
Venlo

Doel (openbaar belang)

De samenwerking heeft tot doel het terugdringen van de kosten van externe inhuur en het versterken van de onderlinge samenwerking op het gebied van de inhuur van flexibele arbeid en payroll dienstverlening. Bovendien heeft de samenwerking het doel om de regionale arbeidsmarktpositie te bevorderen.

Relatie met programma

Programma 1, Bestuur en dienstverlening, HRM samenwerking

Bestuurlijk en financieel belang

De stuurgroep BanenpleinLimburg, bestaat HRM-vertegenwoordigers van de 7 Noord-Limburgse gemeenten (exclusief Mook en Middelaar), de Veiligheidsregio, Weert en Nederweert.

De stuurgroep behartigt de gezamenlijke belangen van deelnemers op het gebied van inhuur flexibele arbeid en Payroll dienstverlening alsmede de doorontwikkeling van bijbehorende applicaties en HR-activiteiten. Partijen delen tevens een interne arbeidsmarkt om mobiliteit te bevorderen en streven ernaar de regio een beter positie op de arbeidsmarkt geven. De doorontwikkeling van de website www.BanenpleinLimburg.nl is hier een voorbeeld van.

De gelden die worden ingezet voor de samenwerking BanenpleinLimburg worden gegenereerd vanuit de overeenkomsten die deelnemers hebben gesloten via een regionale aanbesteding met de collectieve opdrachtnemer op het gebied van Inhuur flexibele arbeid en Payroll dienstverlening. Dit zijn gelden afkomstig en gelabeld vanuit het personeelsbudget van de begroting en worden ingezet na afweging van de gezamenlijke belangen. Via het secretarissenoverleg Noord-Limburg en de lokale ambtelijke lijnen wordt d.m.v. een P&C-cylus verantwoording afgelegd en gestuurd op inzet en eventueel terugvloeien van gelden.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

De website BanenpleinLimburg wordt verder doorontwikkeld zowel qua uitstraling als qua functionaliteiten. Dit voor de externe maar ook interne werving. Er wordt een promotiefilm voor de site opgeleverd. Hiernaast wordt er ingezet op het beter benutten van de digitale marktplaats voor inhuur en doorontwikkeling van de bijbehorende functionaliteiten. Recruitment voor regionaal interne vacatures en tijdelijke opdrachten wordt geïntensiveerd.

Er wordt bekeken in hoeverre de werving en selectieprocessen nader geüniformeerd kunnen worden. Er wordt een ‘meester in je werkweek’ georganiseerd met een breed aanbod van ontwikkelmogelijkheden om mobiliteit en brede inzetbaarheid te stimuleren.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 374.635 exclusief BTW Aandeel Hadm (€ 17.982)

€ 385.998 exclusief BTW Aandeel Hadm (€ 14.745)

Vreemd vermogen

n.v.t.

n.v.t.

Resultaat boekjaar

€  11.363

 

13
Aandelen

 

Vanuit het oogpunt van het behartigen van het publiek belang zijn wij in het bezit van aandelen in een aantal vennootschappen. Deze aandelen zijn niet vrij verhandelbaar. De via aandelen verbonden partijen zijn opgenomen in het hieronder opgenomen overzicht en worden aansluitend beschreven.

In 2009 is besloten de aandelen in het productie- en leveringsbedrijf van Essent te verkopen aan energiebedrijf RWE. Netwerkbedrijf Enexis is hierbij eigendom gebleven van de publieke aandeelhouders. Daarnaast is een aantal Special Purpose Vehicles (SPVs) opgericht om de verkoop van Essent en Attero financieel verder af te wikkelen. Uit de verkoop van Essent aan RWE en Attero aan Waterland vloeien de verbonden partijen voort zoals genoemd onder a-1 en a-3 tot en met a-6.

 

Nummer:
13a-1
Naam van de verbonden partij:
Publiek Belang Elektriciteitsproductie B.V. (PBE)
Vestigingsplaats:
's-Hertogenbosch

Doel (openbaar belang)

Afhandeling van alle rechten en plichten die zijn voortgekomen uit de verkoop van Essent. (namens de verkopende aandeelhouders Essent)

Relatie met programma

Programma 2 , Regionale samenwerking en economie

Bestuurlijk en financieel belang

Aandelenbezit.

Onderdeel van Essent in 2009 bij de verkoop aan RWE, was het 50% aandeel in N.V. Elektriciteits Productiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ), o.a. eigenaar van de kerncentrale in Borssele.

Het bedrijf Delta N.V. (destijds 50% aandeelhouder, nu 70% aandeelhouder) heeft de verkoop van dit bedrijfsonderdeel van Essent aan RWE in 2009 bij de rechter aangevochten. Als consequentie op deze gerechtelijke procedure is in 2009 het 50% belang van Essent in EPZ tijdelijk ondergebracht bij Publiek Belang Elektriciteitsproductie B.V. (PBE).

In 2010 is op gezamenlijk initiatief van de aandeelhouders van PBE en de provincie Zeeland als belangrijkste aandeelhouder van Delta N.V. een bemiddelingstraject gestart om het geschil tussen partijen op te lossen.

In 2011 is dit bemiddelingstraject succesvol afgerond. Op 30 september 2011 is, 2 jaar na de verkoop van de aandelen Essent, het 50% belang in EPZ alsnog geleverd aan RWE.

PBE blijft bestaan met een beperkt takenpakket. PBE zal de zaken afwikkelen die uit de verkoop voortkomen. Daarnaast is PBE verplichtingen aangegaan in het kader van het Convenant Borging Publiek Belang Kerncentrale Borssele uit 2009. Hiermee is een termijn van 8 jaar na verkoop gemoeid.

Na een statutenwijziging in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 14 december 2011 is de inrichting van PBE aangepast naar de status van een SPV, vergelijkbaar met o.a. Verkoop Vennootschap B.V.

Conform de koopovereenkomst kon RWE tot uiterlijk 30 september 2015 potentiële claims indienen ten laste van het General Escrow Fonds (zie Verkoop Vennootschap B.V.). RWE had op 30 september 2015 geen potentiële claims ingediend m.b.t. verkoop van het 50% belang in EPZ.

Het General Escrow Fonds is in juli 2016 geliquideerd en uitgekeerd aan de aandeelhouders.

Financiële risico's: Met de liquidatie van het General Escrow Fonds is alleen nog sprake van een risico en daarmee aansprakelijkheid voor de verkopende aandeelhouders ter hoogte van het bedrag dat als werkkapitaal wordt aangehouden in de vennootschap.

Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 1.496.822) (art 2.:81 BW).

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Ondanks dat het General Escrow fonds in juni 2016 is geliquideerd, dient de vennootschap als gevolg van contractuele verplichtingen nog in stand gehouden te worden. Het bestuur van de vennootschap is in overleg met de andere contractuele partijen om na te gaan wanneer de contractuele verplichtingen voortijdig kunnen worden beëindigd en de vennootschap vervolgens kan worden geliquideerd.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 1.620.000    

1.600.000

Vreemd vermogen

€ 0

€ 0

Resultaat boekjaar

verwacht resultaat na belasting 2018 -/- € 200.000

 

Nummer:
13a-2
Naam van de verbonden partij:
Enexis Holding N.V. (Netwerkbedrijf)
Vestigingsplaats:
 

Doel (openbaar belang)

Altijd en overal in het voorzieningengebied van Enexis kunnen beschikken over energie, tegen aanvaardbare aansluit- en transporttarieven.

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en economie

Bestuurlijk en financieel belang

Doelstelling   

Enexis beheert het energienetwerk in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland voor de aansluiting van ongeveer 2,7 miljoen huishoudens, bedrijven en overheden. De netbeheerderstaak is een publiek belang, wettelijk geregeld met o.a. toezicht vanuit de Autoriteit Consument en Markt.

De vennootschap heeft ten doel het realiseren van een duurzame energievoorziening door state of the art dienstverlening en netwerken en door regie te nemen in innovatieve oplossingen. Dit om de energietransitie te versnellen én excellent netbeheer uit te voeren.

Deze doelen worden gerealiseerd op basis van de volgende strategieën:

·         Netwerk en dienstverlening tijdig gereed voor veranderingen in de energiewereld;

·         Betrouwbare energievoorziening;

·         Excellente dienstverlening: hoge klanttevredenheid en verlaging kosten;

·         Samen met lokale partners Nederlandse klimaatdoelen realiseren;

·         Innovatieve, schaalbare oplossingen om de energietransitie te versnellen.

De provincie tracht met haar aandeelhouderschap in Enexis de publieke belangen te behartigen. De infrastructuur voor energie is een vitaal onderdeel voor onze economie en voor onze samenleving.

Financieel 

Enexis is financieel gezond. Enexis heeft de Standard & Poor's (S&P) rating A+ (Stable outlook) en bij Moody's Aa3 (stable outlook).

De aandeelhouders lopen het risico (een deel van) de boekwaarde ad € 6,2 miljoen te moeten afwaarderen. Het risico voor de aandeelhouders is gering omdat Enexis opereert in een gereguleerde (energie)markt, onder toezicht van de Energiekamer. Daarnaast is het risico gering in relatie tot de (intrinsieke) waarde van Enexis Holding N.V.

Wettelijk is minimaal 40% eigen vermogen vereist, Enexis heeft op dit moment meer dan 50% eigen vermogen. Gecombineerd met de achtergestelde status van de ‘Vordering op Enexis vennootschap’ die loopt tot september 2019, levert dit een laag risico op voor de aandeelhouders van Enexis Holding N.V.

Een aanvullend risico is het achterblijven van de geraamde dividendinkomsten. Het risico is echter gemitigeerd middels een overeengekomen streefwaarde van € 100 miljoen voor het jaarlijkse dividend.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Enexis is, als één van de ondertekenaars, een belangrijke partner in de Brabantse Energie Alliantie. Ook in het Provinciale energieprogramma zijn verschillende thema’s zoals warmte, energieke landschappen, Nul op de meter, sustainable energy farming en groene mobiliteit waar de rol van Enexis van grote meerwaarde kan zijn.

Enexis, Provincie en deelnemende gemeenten hebben op dit moment al een meerjarige samenwerking voor de ontwikkeling en uitrol van laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer in Brabant. Ook zijn er aanvullende afspraken over samenwerken in Buurkracht en nul op de Meter. In 2018 wordt deze samenwerking, mede op basis van de doelstelling “versnellen van de energietransitie” verdiept en verbreed. De alliantie tussen Enexis en provincie biedt door zowel concrete en strategische samenwerking een belangrijk fundament voor het kunnen behalen van de energiedoelstellingen ten aanzien van CO2 reductie en groene groei in Noord- Brabant.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 3.704 mln.

€ 3.804 mln.

Vreemd vermogen

€ 3.814 mln.

Enexis geeft aan dat hiervan geen reële inschatting is te maken.

Resultaat boekjaar

Enexis verwacht een resultaat na belasting 2018 van € 200 mln.

 

Nummer:
13a-3
Naam van de verbonden partij:
CBL Vennootschap B.V.
Vestigingsplaats:
's-Hertogenbosch

Doel (openbaar belang)

Afhandeling van alle rechten en plichten die zijn voortgekomen uit de verkoop van Essent. (namens de verkopende aandeelhouders van Essent).

De functie van deze vennootschap was de verkopende aandeelhouders van energiebedrijf Essent  te vertegenwoordigen als medebeheerder (naast RWE, Essent en Enexis) van het CBL Escrow Fonds en te fungeren als "doorgeefluik" voor betalingen in en uit het CBL Escrow Fonds.

Voor zover na beëindiging van alle CBL’s (CBL: Cross Border Leases) en de betaling uit het CBL Escrow Fonds van de daarmee corresponderende voortijdige beëindigingvergoedingen nog geld was overgebleven in het CBL Escrow Fonds, is het resterende bedrag in de verhouding 50%-50% verdeeld tussen RWE en verkopende aandeelhouders.

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en Economie

Bestuurlijk en financieel belang

Aandelenbezit.

Met de liquidatie van het CBL Escrow Fonds is alleen nog sprake van een risico en daarmee aansprakelijkheid voor de verkopende aandeelhouders ter hoogte van het bedrag dat als werkkapitaal wordt aangehouden in de vennootschap.

Daarnaast is het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de verkopende aandeelhouders relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.81 BW.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Het initieel vermogen in het CBL Escrow Fonds was bij de oprichting van het fonds in 2009, $ 275 mln.

Eind juni 2016 is het CBL Escrow Fonds geliquideerd. Het restantbedrag is volledig uitgekeerd aan de aandeelhouders naar rato van het aandelenbelang in de vennootschap.

Ondanks dat het CBL Escrow fonds in juni 2016 is geliquideerd, dient de vennootschap als gevolg van contractuele verplichtingen nog in stand gehouden te worden. Het bestuur van de vennootschap is in overleg met de andere contractuele partijen om na te gaan wanneer de contractuele verplichtingen voortijdig kunnen worden beëindigd en de vennootschap vervolgens kan worden geliquideerd. 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

$ 120.000

$ 70.000

Vreemd vermogen

$ 0

$ 0

Resultaat boekjaar

verwacht resulaat na belasting 2018 -/- $ 50.000

 

Nummer:
13a-4
Naam van de verbonden partij:
Verkoop Vennootschap B.V.
Vestigingsplaats:
's-Hertogenbosch

Doel (openbaar belang)

Afhandeling van alle rechten en plichten die zijn voortgekomen uit de verkoop van Essent (namens de verkopende aandeelhouders Essent).

In het kader van de verkoop in 2009 van Essent aan RWE hebben de verkopende aandeelhouders een aantal garanties en vrijwaringen gegeven aan RWE. Het merendeel van deze garanties en vrijwaringen is door de verkopende aandeelhouders overgedragen aan Verkoop Vennootschap.

Ter verzekering van de betaling van eventuele schadeclaims heeft RWE bedongen dat een deel van de verkoopopbrengst door de Verkopende Aandeelhouders gedurende een bepaalde tijd in het General Escrow Fonds wordt aangehouden. Daarmee heeft Verkoop Vennootschap B.V. twee functies:

·                namens de verkopende aandeelhouders eventuele garantieclaimprocedures voeren tegen RWE en

·                instructies geven aan de escrow agent (JP Morgan) over het beheer van het bedrag dat in het General Escrow Fonds is gestort. Het General Escrow Fonds wordt belegd conform de FIDO/RUDDO-regels, die gelden voor decentrale overheden.

 

Relatie met programma

Programma 2,  Regionale samenwerking en economie

Bestuurlijk en financieel belang

Aandelenbezit.

Met de liquidatie van het General Escrow Fonds is alleen nog sprake van een risico en daarmee aansprakelijkheid voor de verkopende aandeelhouders ter hoogte van het bedrag dat als werkkapitaal wordt aangehouden in de vennootschap.

Het financiële risico is na de liquidatie van het General Escrow Fonds relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.:81 BW.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Het vermogen in het General Escrow Fonds was bij de oprichting van het fonds in 2009, € 800 mln.

Voor zover na beëindiging van alle claims van RWE en de betaling uit het General Escrow Fonds nog geld was overgebleven in het General Escrow Fonds, is het resterende bedrag uitgekeerd aan de verkopende aandeelhouders.

Het initieel vermogen in het General Escrow Fonds was bij de oprichting van het fonds in 2009, € 800 mln.

Eind juni 2016 is het General Escrow Fonds geliquideerd. Het restantbedrag is volledig uitgekeerd aan de aandeelhouders naar rato van het aandelenbelang in de vennootschap.

Ondanks dat het General Escrow fonds in juni 2016 is geliquideerd, dient de vennootschap als gevolg van contractuele verplichtingen nog in stand gehouden te worden. Het bestuur van de vennootschap is in overleg met de andere contractuele partijen om na te gaan wanneer de contractuele verplichtingen voortijdig kunnen worden beëindigd en de vennootschap vervolgens kan worden geliquideerd.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 100.000

€ 60.000

Vreemd vermogen

€ 0

€ 0

Resultaat boekjaar

verwacht resultaat na belasting 2018 -/- € 40.000

 

Nummer:
13a-5
Naam van de verbonden partij:
CSV Amsterdam BV (voorheen Claim Staat Vennootschap B.V.)
Vestigingsplaats:
Amsterdam

Doel (openbaar belang)

Afhandeling van alle rechten en plichten die zijn voortgekomen uit de verkoop van Essent en Attero. (namens de verkopende aandeelhouders van Essent en Attero)

Op 9 mei 2014 is de naam van Claim Staat Vennootschap B.V. gewijzigd in CSV Amsterdam B.V. De statuten zijn gewijzigd zodat de nieuwe organisatie nu drie doelstellingen vervult:

 

a.         namens de verkopende aandeelhouders van Essent een eventuele schadeclaimprocedure voeren tegen de Staat als gevolg van de WON;

b.         namens de verkopende aandeelhouders  van Attero eventuele garantieclaim procedures voeren tegen RECYCLECO BV (hierna Waterland);

c.         het geven van instructies aan de escrow-agent wat betreft het beheer van het bedrag dat op de escrow-rekening n.a.v. de verkoop van Attero is gestort.

 

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en economie.

Bestuurlijk en financieel belang

Aandelenbezit.

 (ad. a)

In februari 2008 is Essent, met toestemming van de publieke aandeelhouders, een procedure begonnen tegen de Staat der Nederlanden waarin zij een verklaring voor recht vragen dat bepaalde bepalingen van de Wet Onafhankelijk Netbeheer (WON) onverbindend zijn. Als gevolg van de WON (en de als gevolg daarvan doorgevoerde splitsing tussen het productie- en leveringsbedrijf enerzijds en netwerkbedrijf anderzijds) hebben haar aandeelhouders schade geleden. Vanwege praktische moeilijkheden om de juridische procedure aan de verkopende aandeelhouders van Essent over te dragen, hebben de verkopende aandeelhouders en RWE afgesproken dat de onderliggende (declaratoire) procedure over de vraag of (delen van) de WON onverbindend zijn, ook na afronding van de transactie met RWE, door Essent zal worden gevoerd. De verkopende aandeelhouders en RWE zijn verder overeengekomen dat de eventuele schadevergoedingsvordering van Essent op de Staat der Nederlanden die zou kunnen ontstaan als de rechter inderdaad van oordeel is dat (delen van) de WON onverbindend is, wordt gecedeerd aan de verkopende aandeelhouders (en dus niet achterblijft bij Essent), die deze vordering gebundeld zullen gaan houden via de deelneming (de  Claim Staat Vennootschap B.V.).

De WON leidde er toe dat het productie- en leveringsbedrijf enerzijds en het netwerkbedrijf anderzijds gesplitst moesten worden. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft de vordering van Essent in eerste instantie afgewezen. Essent is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. In juni 2010 heeft het Gerechtshof in Den Haag de WON onverbindend verklaard. De Staat is tegen de uitspraak in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft pre justitiële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Het Europese Hof van Justitie heeft een reactie gegeven aan de Hoge Raad een uitspraak doen. De Hoge Raad heeft na reactie van het Europese Hof op 26 juni 2015 jl. uitspraak gedaan.

De Hoge Raad heeft besloten dat de Splitsingswet niet in strijd is met het recht van de Europese Unie. Met deze uitspraak van de Hoge Raad zijn de vorderingen van Essent op de Staat definitief afgewezen. Voor de vennootschap is de procedure daarmee geëindigd.

 (ad. b)

In het kader van de verkoop van Attero aan Waterland hebben de verkopende aandeelhouders van Attero een aantal garanties en vrijwaringen gegeven aan Waterland. Het merendeel van deze garanties en vrijwaringen is door de verkopende aandeelhouders overgedragen aan CSV Amsterdam B.V. Ter verzekering van de betaling van eventuele schadeclaims heeft Waterland bedongen dat een deel van de verkoopopbrengst, zijnde € 13,5 miljoen, door de verkopende aandeelhouders gedurende een bepaalde tijd op een escrow-rekening wordt aangehouden. Buiten het bedrag dat op deze rekening zal worden gehouden, zijn de verkopende aandeelhouders niet aansprakelijk voor inbreuken op garanties en vrijwaringen.

Waterland heeft op 22 mei 2015 een claim van ten minste € 9,5 miljoen ingediend bij de CSV Amsterdam B.V. Vanwege die claim, diende - conform de afspraken vastgelegd in de koopovereenkomst - het gehele in escrow geplaatste bedrag ter beschikking te blijven ter afwikkeling van deze claim. De contractuele beoogde verlaging per 27 mei 2015 van het escrow bedrag (lees: betaling door de notaris van € 9,5 miljoen aan de CSV Amsterdam B.V. en daarmee aan de verkopende aandeelhouders) heeft daarom niet plaatsgevonden.

In juni 2016 is een compromis bereikt tussen Waterland en de vennootschap voor een bedrag van € 5.464.217 over de belastingclaims tot en met de periode waarin Attero integraal onderdeel, als Essent Milieu, uitmaakte van de Essent-organisatie. Het bedrag is betaald uit het escrow fonds van € 13,5 miljoen. Daarnaast is door Attero een bedrag betaald aan de vennootschap van € 3.406.063 voor de (eventuele) belastingteruggaven over deze periode. Het bedrag is toegevoegd aan de overige reserves van de vennootschap en in 2016 voor een groot deel uitgekeerd aan de aandeelhouders naar rato van het aandelenbelang.

 (ad. c)

Het resterend vermogen op de escrow-rekening is € 8.035.783. De escrow-rekening wordt aangehouden bij de notaris. De verkopende aandeelhouders en Waterland zijn niet zonder meer gerechtigd tot het voornoemde bij een notaris in escrow gestorte bedrag. De verkopende aandeelhouders en Waterland hebben enkel een voorwaardelijke aanspraak op dat bedrag. Zodra aan de in de escrow overeenkomst opgenomen voorwaarden is voldaan, zal de notaris het desbetreffende bedrag betalen aan hetzij de CSV Amsterdam B.V. (ten gunste van de verkopende aandeelhouders van Attero), hetzij aan Waterland. Het in escrow gestorte bedrag maakt geen onderdeel van de balans van CSV Amsterdam B.V.

 

Financiële risico's: Het financiële risico is beperkt tot eventuele claims van Waterland als gevolg van garanties en vrijwaringen die door de verkopende aandeelhouders zijn afgegeven en tot het maximale bedrag van € 13,5 mln. op de escrow-rekening. Momenteel is er een bedrag van € 5.464.217 uitbetaald aan Waterland ten laste van de escrow-rekening, en is er een bedrag van € 3.406.063 terugbetaald door Waterland in verband met belastingteruggave. De terugbetaling is niet verrekend met de escrow, waardoor het risico nu is afgenomen tot een maximum van € 8.035.783 en voor het bedrag dat als werkkapitaal wordt aangehouden in de vennootschap.

Daarnaast is het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.:81 BW.

 

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

De looptijd van deze vennootschap is afhankelijk van de periode dat claims worden afgewikkeld. Eventuele claims kunnen door Waterland tot 5 jaar na completion (mei 2019) worden ingediend.

Na afwikkeling van deze eventuele claims van Waterland zal de escrow-rekening kunnen worden opgeheven en het restant op deze rekening kunnen worden uitgekeerd aan de aandeelhouders naar rato van het aandelenbelang.

Naar verwachting zal de vennootschap eind 2019/begin 2020 kunnen worden geliquideerd.

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 800.000

€ 600.000

Vreemd vermogen

€ 0

€ 0

Resultaat boekjaar

verwacht resultaat na belasting 2018 -/- € 200.000

 

Nummer:
13a-6
Naam van de verbonden partij:
Vordering op Enexis B.V.
Vestigingsplaats:
's-Hertogenbosch

Doel (openbaar belang)

Afhandeling van alle rechten en plichten die zijn voortgekomen uit de verkoop van Essent (namens de verkopende aandeelhouders van Essent).

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en economie

Bestuurlijk en financieel belang

Aandelenbezit.

De aandeelhouders lopen zeer beheerst geachte risico’s op Enexis voor de niet -tijdige betaling van rente en/of aflossing en, in het ergste geval, faillissement van Enexis en voor het bedrag dat als werkkapitaal wordt aangehouden in de vennootschap.

Daarnaast is het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap (totaalbedrag € 20.000), art 2.:81 BW.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Als gevolg van de invoering van de Wet Onafhankelijk Netbeheer (WON) in Nederland werd Essent per 30 juni 2009 gesplitst in een netwerkbedrijf (later Enexis) enerzijds en een productie- en leveringsbedrijf (het deel dat verkocht is aan RWE) anderzijds.

Essent heeft eind 2007 een herstructurering doorgevoerd waarbij de economische eigendom van de gas- en elektriciteitsnetten binnen de Essent-groep zijn verkocht en overgedragen aan Enexis tegen de geschatte fair market value. Omdat Enexis destijds over onvoldoende contante middelen beschikte om de koopprijs hiervoor te betalen is deze omgezet in een lening van Essent. In de Wet Onafhankelijk Netbeheer was opgenomen dat er na splitsing geen financiële kruisverbanden mochten bestaan tussen het productie- en leveringsbedrijf (Essent) en het netwerkbedrijf (Enexis).  Omdat het op dat moment niet mogelijk was om de lening extern te financieren, is besloten de lening over te dragen aan de verkopende aandeelhouders van Essent. Op het moment van overdracht in 2009 bedroeg de lening € 1,8 miljard. Deze lening is vastgelegd in een lening-overeenkomst bestaande uit vier tranches: 

1e Tranche:

·                Totaalbedrag lening € 450 mln.

·                Looptijd 3 jaar (tot 30 september 2012)

·                Rente 3,27%

Deze tranche is vervroegd afgelost in januari 2012 

2e Tranche:

·                Totaalbedrag lening € 500 mln.

·                Looptijd 5 jaar (tot 30 september 2014)

·                Rente 4,1%

Deze tranche is vervroegd afgelost in oktober 2013

 

3e Tranche:

·                Totaalbedrag lening € 500 mln.

·                Looptijd 7 jaar (tot 30 september 2016)

·                Rente 4,65%

Deze tranche is vervroegd afgelost in april 2016 

4e Tranche:

·                Totaalbedrag lening € 350 mln.

·                Looptijd 10 jaar (tot 30 september 2019)

·                Rente 7,2%

·                Op basis van de aanwijzing van de Minister van Economische Zaken is deze tranche van € 350 miljoen, geoormerkt als mogelijke toekomstige conversie naar eigen vermogen.

 

Op 30 september 2018 zal de jaarlijkse rente over deze tranche worden uitgekeerd aan de aandeelhouders.

Op dit moment resteert alleen nog de lening van de 4e tranche. De 4e tranche mag niet vervroegd worden afgelost. Afhankelijk van het resultaat van een aantal financiële ratio’s zou de 4e tranche eventueel geconverteerd kunnen worden in eigen vermogen.

Naar verwachting zal de vennoot schap eind 2019/begin 2020 geliquideerd kunnen worden.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 35.000

€ 27.500

Vreemd vermogen

€ 356.260.000

€ 356.260.000

Resultaat boekjaar

verwachting resultaat na belasting 2018 € 0

 

Nummer:
13b
Naam van de verbonden partij:
Waterleidingsmaatschappij Limburg (WML)
Vestigingsplaats:
Maastricht

Doel (openbaar belang)

WML is een Naamloze Vennootschap en heeft het exclusieve recht en de wettelijke plicht om in de provincie Limburg de productie en distributie van drinkwater te verzorgen. De kerntaak is dan ook het duurzaam en doelmatig leveren van drinkwater van een uitstekende kwaliteit aan inwoners, bedrijven en (overheids)instellingen in Limburg, 24 uur per dag, met de juiste druk. Tot de kerntaak behoren ook het veiligstellen van de openbare watervoorziening en het beschermen van de Limburgse bronnen.

Daarnaast verzorgt WML allerlei producten en diensten, van watertaps in de openbare ruimte en slimme meters tot proceswater voor de industrie

Relatie met programma

Programma 5, Financiële situatie

Bestuurlijk en financieel belang

De gemeente is na de aandelenherverdeling van 2016 in het bezit van 15 aandelen met een waarde van € 4.538 per aandeel, in totaal € 68.070.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Elke 5 jaar vindt een herverdeling van het aantal aandelen plaats. Daarbij worden de aandelen tussen de Limburgse gemeenten verdeeld naar evenredigheid van het aantal inwoners. Met dien verstande dat iedere Limburgse gemeente minstens één aandeel in eigendom heeft. De laatste herverdeling heeft plaatsgevonden medio 2016. Bij deze herschikking hebben we 1 aandeel extra ontvangen. De baten komen de verkrijgers ten goede.

De volgende peildatum voor de herverdeling van de aandelen is 1 januari 2021.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 191,8 mln.

 

Vreemd vermogen

€ 381,1 mln.

 

Resultaat boekjaar

€ 7.6 mln

 

Nummer:
13c
Naam van de verbonden partij:
Bank voor Nederlandse Gemeenten
Vestigingsplaats:
Den Haag

Doel (openbaar belang)

De kerntaak van Bank Nederlandse Gemeenten is tegen lage tarieven krediet te verstrekken aan of onder garantie van Nederlandse overheden. BNG biedt haar kernklanten financiële dienstverlening aan in goede tijden én in slechte tijden, ook op momenten dat andere partijen zich terugtrekken. De strategie van de bank is met ‘de klant’ mee te bewegen. Dit doet BNG door met diensten op maat in te spelen op de veranderende behoeften van haar klanten.

 

Relatie met programma

Programma 5, Financiële situatie

Bestuurlijk en financieel belang

De gemeente heeft zeggenschap in de BNG via het stemrecht op haar aandelen. De gemeente Horst aan de Maas bezit 113.108 aandelen met een nominale waarde van € 2,50 per aandeel, in totaal € 282.770.

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Op basis van uitgebreide discussies met medewerkers, management en commissarissen heeft de bank in 2015 geconcludeerd dat ze haar positie als bankier van en voor overheden en voor instellingen met een maatschappelijk belang onverkort zal handhaven. Wel kan de ruimte die deze strategie biedt beter worden benut. De bank wil uitdrukkelijker een betrokken partner zijn en in een proactievere rol naar haar klanten komen. De bank wil zich explicieter profileren

·         richting klanten op het gebied van duurzaamheid; vooral op de thema's Energieakkoord en 'social return',

·         richting beleggers met Socially Responsible Investment Bonds (SRI Bonds) en

·         intern met een verdere verduurzaming van de bedrijfsvoering.

 

In 2015 heeft de bank in het kader van het 'Global Reporting Initiative' voor het eerst gerapporteerd conform de GRI G4 comprehensive approach. Op de jaarlijkse Transparantiebenchmark, waar de transparantie van bedrijven wordt vergeleken, was BNG de vierde financiële instelling van Nederland.

 

BNG is de bank voor overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang. De bank is een betrokken partner en draagt duurzaam bij aan het laag houden van de kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger. Het door de BNG uitgegeven schuldpapier heeft de hoogst mogelijke credit rating van Moody’s (Aaa) en Standard & Poor’s (AAA) en een rating AA+ van Fitch. BNG Bank behoort daarmee tot de meest kredietwaardige banken ter wereld.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 4.163 miljoen.

€ 4.486 miljoen.

Vreemd vermogen

€ 145,38 miljoen.

€ 149,51 miljoen.

Resultaat boekjaar

 

 

Nummer:
13d
Naam van de verbonden partij:
Bodemzorg Limburg (voorheen AVL Nazorg Limburg B.V.)
Vestigingsplaats:
Maastricht

Doel (openbaar belang)

Het uit een oogpunt van volksgezondheid zorgvuldig beheren van gesloten stortplaatsen in Limburg (nazorg, voorkomen van negatieve effecten naar de omgeving) en het beheer van het nazorgfonds dat daarvoor binnen de BV in het leven is geroepen.

Het beheer omvat 9 gesloten stortplaatsen in Limburg. Voor onze gemeente gaat het om de voormalige stortplaats Zuringspeel.

 

Relatie met programma

Programma 3, Sociaal Domein

Bestuurlijk en financieel belang

Gemeente is samen met de andere Limburgse gemeenten aandeelhouder.

Aandelenkapitaal bedraagt in totaal € 350.

De jaarlijkse bijdrage is meerjarig geraamd op € 12.000.

                          

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Verder gaan met het het actief zoeken naar de mogelijkheden om gesloten stortplaatsen een maatschappelijk verantwoorde functie te geven. Voor uitgebreide informatie zie www.bodemzorglimburg.nl.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 2.900.292

€ 3.209.246

Vreemd vermogen

€ 23.793.554

€ 26.962.032

Resultaat boekjaar

 

 

Nummer:
13e
Naam van de verbonden partij:
Industriebank LIOF
Vestigingsplaats:
 

Doel (openbaar belang)

NV Industriebank LIOF helpt Limburg economisch vooruit. LIOF

ondersteunt bedrijven op het gebied van innoveren, investeren en

vestigen. Daarnaast wil LIOF voorwaarden scheppen voor ontwikkeling van perspectiefrijke sectoren en het vestigingsklimaat, gericht op kansen voor het MKB en ruimte voor nieuwe bedrijvigheid. Het doel van LIOF is ondernemingen pragmatisch, betrokken en proactief te ondersteunen door expertise te combineren met financiële daadkracht en een uitgebreid netwerk.

 

Relatie met programma

Programma 2, Regionale samenwerking en economie.

Bestuurlijk en financieel belang

De jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders stelt de

jaarrekening van LIOF vast en dient décharge te verlenen aan

directie en raad van commissarissen over het gevoerde beleid.

De commissarissen houden toezicht op het beleid van de directie

en op de algemene gang van zaken. Bovendien keuren zij het

beleidsplan en omvangrijke participaties goed.

Wij bezitten 8 aandelen met een nominale waarde van € 908.

 

Ontwikkelingen (Voortgang, risico's en beleidsvoornemens)

Een uitgebreide beschrijving van de diverse activiteiten die

door het LIOF wordt ontplooid leest u op de website

www.liof.nl.

 

 

01-01-2018 (begroot)

31-12-2018 (begroot)

Eigen vermogen

€ 73,6 mln.

 

Vreemd vermogen

€ 26.9 mln.

 

Resultaat boekjaar

-/- € 9,8 mln

 

 

 

 

 

 

 

 

G. Grondbeleid

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Wat willen we bereiken?

Voorwaarde scheppen voor en faciliteren van de bestuurlijk en maatschappelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen door middel van gemeentelijk grondbeleid.

Terug naar navigatie - Voorwaarde scheppen voor en faciliteren van de bestuurlijk en maatschappelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen door middel van gemeentelijk grondbeleid.

Zo gaan we dat doen

Tabellen paragraaf G, Grondbeleid

Terug naar navigatie - Tabellen paragraaf G, Grondbeleid

Voortgang van de projecten

Over de hele linie is de economische groei en de herstellende woningmarkt goed voor de grondexploitatieprojecten. Er worden weer meer woningen verkocht dan in de periode 2012-2015. De projecten in Horst en Sevenum hebben ook in de crisisjaren wel voortgang geboekt, met name in de kleine kernen betekent dat dat er weer meer kavels worden verkocht.

 

Winstneming / verliesneming

In 2017 zijn er nog geen winst- en verliesnemingen geboekt. De herzieningsrapportage geeft hier ook geen aanleiding toe. De taakstelling op personeelskosten kan nog wel leiden tot een nadere bijstelling van de winstverwachting naar beneden. 

 

Reservebeleid

Een nadere uitwerking van de reserves voor de grondexploitatie heeft plaatsgevonden in de Nota grondbeleid 2016.

 

Algemene reserve bouwgrondexploitatie

De algemene reserve bouwgrondexploitatie (ARGE) is bedoeld als financieel weerstandsvermogen voor het opvangen van onvoorziene tegenvallers in de huidige en toekomstige bouwgrondexploitaties.
De exploitatieresultaten van afgewikkelde plannen worden met de reserve verrekend. 

De ondergrens van de ARGE bedraagt € 1,7 miljoen met een bovengrens van € 2,7 miljoen.

De ondergrens is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse van de projectrisico's in de grondexploitaties en de algemene risico's m.b.t. economie en met name de woningmarkt.  
Op basis van de laatste risicoanalyse op de projectenportefeuille zijn de grenzen van de reserve in stand gebleven.
 

Reserve strategische aan- en verkopen

De Reserve strategische aan- en verkopen is bedoeld om snel te kunnen inspelen op kansen bij de verwerving van onroerend goed. Het geeft het college van B&W bevoegdheid om strategische aan- en verkopen te kunnen doen van locaties die van belang zijn voor toekomstige ontwikkelingen. Tevens kan een eventueel onrendabel deel van een verwerving worden gedekt uit de RSAV.

 

Reserve bovenwijkse voorzieningen

De Reserve bovenwijkse voorzieningen dient ter realisatie van infrastructurele werken en voorzieningen met een bestemmingsplan overschrijdende betekenis. Het zijn voorzieningen waarvan het nut de grenzen van de nieuwe bebouwing overstijgt, zoals bijvoorbeeld rotondes of ontsluitingswegen.

 

Risico’s grondexploitatie

Voor een nadere toelichting bij de algemene risico’s van de grondexploitatie wordt verwezen naar de paragraaf Weerstandsvermogen (onderdeel grondexploitaties algemeen).

H. Ombuigingen

Tabellen paragraaf H, Ombuigingen

Terug naar navigatie - Tabellen paragraaf H, Ombuigingen

In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de stand van de vastgestelde ombuigingen ten behoeve van een meerjarig structureel sluitende begroting. De ombuigingsdoelstelling voor 2021 wordt bijgesteld naar een nog te realiseren taakstelling van € 2 miljoen.

Verloop overzicht ombuigingen

De gemeenteraad heeft op 4 juli 2017 besloten dat in 2019 de benodigde structurele loonsom vanaf 2020 wordt vastgesteld. Op dat moment wordt duidelijk in hoeverre deze taakstelling gehandhaafd blijft. In deze begroting is de taakstelling opgenomen in afwachting van definitieve besluitvorming in 2019.

 

Nog te realiseren ombuigingen

 

Niet te realiseren ombuigingen

1. Samenwerking met een partner (gemeente) 

De samenwerking met Venray en Venlo op het gebied van bedrijfsvoering begint nu te vorderen. Afstemming heeft plaatsgevonden over de thema’s waar de samenwerking kan gaan plaatsvinden. Realisatie van de samenwerking vraagt aan de voorkant om een forse tijdsinvestering. Hiervoor zal een deel van het incidenteel beschikbaar gestelde budget voor werkdrukverlaging ingezet worden.