Inleiding
In het BBV 2004 (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) is de paragraaf 'financiering' voorgeschreven voor zowel de begroting als de jaarrekening. In deze paragraaf worden de plannen, feiten en visie over financiering uiteengezet. De Wet Financiering Decentrale Overheden (wet FIDO) schept een kader voor de treasuryfunctie, levert een bijdrage aan de kredietwaardigheid van de openbare lichamen en bevordert de transparantie van de treasuryfunctie. Deze wet introduceert twee instrumenten op het gebied van de treasuryfunctie:
- het treasurystatuut,
- de financieringsparagraaf.
Het treasurystatuut heeft als doel bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden te formaliseren en expliciet vast te stellen. De gemeenteraad kan dan beter invulling geven aan zijn verordenende en controlerende bevoegdheid.
De financieringsparagraaf heeft als doel inzicht te geven in de algemene interne en externe ontwikkelingen die van belang zijn voor treasury en bevat informatie op het gebied van risicobeheer, de financieringspositie en de leningen- en uitzettingenportefeuille.
In de financiële verordening 2017, artikel 14 van onze gemeente is bepaald dat het college een treasurystatuut vast stelt waarin de doelstellingen, uitgangspunten en richtlijnen van de financieringsfunctie zijn opgenomen. In de collegevergadering van 10 december 2018 is het nieuwe treasurystatuut 2019-2022 vastgesteld. De aanpassingen in het nieuwe statuut betreffen voornamelijk functiebenamingen en afdelingsbenamingen zoals deze momenteel binnen de organisatie gehanteerd worden. Verder zijn in het treasurystatuut de volgende onderdelen geregeld:
- de organisatie voor het opstellen van het treasurybeleid
- de planning en controlcyclus
- de organisatie van de uitvoering van de treasury-activiteiten en
- de interne en externe controle
In overeenstemming met de financiële verordening artikel 14 is het "Treasurystatuut 2019-2022" ter kennisgeving aangeboden aan de raad en de auditcommissie. Voor de komende planningsperiode is het op 12 december 2018 vastgestelde "Treasurystatuut 2019-2022" leidend.
In Europees verband zijn afspraken gemaakt om de overheidsuitgaven nu en op langere termijn houdbaar te laten blijven. Deze maatregelen zijn vertaald naar Nederlandse wetgeving. Zoals de invoering van het verplicht schatkistbankieren (Wet Fido) en de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof).
Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) / EMU saldo
Om hun financieringstekort te beheersen en terug te brengen, hebben de landen van de Eurozone (Europese Commissie) in het Verdrag van Maastricht een norm afgesproken. Het nationale financieringstekort mag niet meer bedragen dan 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP), waarbij de overheidsschuld niet hoger dan 60% van het BBP mag zijn.
Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare overheidsfinanciën ingevoerd. Daarin worden Europese afspraken over de beheersing van de schuldenlast en het begrotingstekort vertaald naar nationale wetgeving om te waarborgen dat het begrotingstekort binnen de perken blijft. Het aandeel van de landelijke decentrale overheden in de berekening van het begrotingstekort van 3% bedraagt 0,5%. Alle gemeenten samen nemen daarvan circa 0,34% voor hun rekening.
In de wet staat dat gemeenten een gelijkwaardige bijdrage moeten leveren aan het terugdringen van het EMU-tekort. Het onderhandelingsakkoord tussen het Rijk en de decentrale overheden heeft de aanvankelijke scherpe kantjes van de regels afgehaald door een tekort van 0,5% BBP toe te staan voor de eerste jaren. Bovendien werden er geen sancties opgelegd als er toch sprake was van overschrijdingen.
Daarnaast gelden de regels voor het maximale begrotingstekort niet voor elke gemeente apart, maar voor alle gemeenten samen. Dat betekent dat een gemeente of provincie die in een jaar fors investeert dat gewoon kan doen als alle gemeenten samen maar binnen de norm blijven. De vier grote gemeenten samen hebben een aandeel van 85% op de grootte van het tekort. Het aandeel van onze gemeente is uitermate gering.
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV, art. 19) is de verplichting vastgesteld dat de gemeenten ramingen van het EMU-saldo dienen te verstrekken over het voorafgaande jaar, het actuele jaar en het volgende jaar. Met ingang van 2017 is conform de vernieuwing BBV de ontwikkeling van het EMU-saldo voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar vereist in de meerjarenbegroting. De EMU-tekortruimte voor decentrale overheden is voor jaren 2019 tot en met 2022 vastgesteld op 0,4% van het bruto binnenlands product per jaar. Deze ruimte zal worden onderverdeeld tussen gemeenten, provincies en waterschappen.
De individuele overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) verstrekken onderstaande gegevens jaarlijks aan het CBS. Indien hieruit blijkt dat op macroniveau het EMU-saldo overschreden wordt, zullen de gemeenten, provincies en waterschappen hierover worden geïnformeerd. De gemeenten worden (nog) niet afgerekend op een eventueel hoger EMU-tekort.
Het meerjarig berekende EMU saldo is opgenomen in de financiële begroting onderdeel 3.5 van dit boekwerk.
Financieringspositie
Voor een duidelijk beeld van de mogelijke risico's bij de financiering geven we aan welke omvang de financiering binnen onze gemeente heeft. In onderstaande tabel staan de begrote posities ultimo 2020-2023.
Daarbij wordt de verhouding weergegeven tussen het Eigen en Vreemd Vermogen.
Financieringspositie |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
Vaste activa |
€ 143.612 |
€ 139.484 |
€ 135.059 |
€ 130.038 |
Grondexploitatie |
€ 5.195 |
€ 3.740 |
€ 3.486 |
€ 2.730 |
Totaal vaste activa |
€ 148.807 |
€ 143.224 |
€ 138.545 |
€ 132.768 |
Eigen vermogen |
€ 44.233 |
€ 44.030 |
€ 43.633 |
€ 43.441 |
Voorzieningen |
€ 11.296 |
€ 10.074 |
€ 9.757 |
€ 9.947 |
Vreemd vermogen |
€ 74.460 |
€ 69.133 |
€ 63.979 |
€ 59.069 |
Totaal vermogen |
€ 129.989 |
€ 123.237 |
€ 117.369 |
€ 112.457 |
|
|
|
|
|
Financieringstekort |
€ -18.818 |
€ -19.987 |
€ -21.176 |
€ -20.311 |
|
|
|
|
|
Verhouding: |
|
|
|
|
Eigen vermogen |
34,03% |
35,73% |
37,18% |
38,63% |
Vreemd vermogen |
65,97% |
64,27% |
62,82% |
61,37% |
Financieringstekort |
-14,48% |
-16,22% |
-18,04% |
-18,06% |
Een tekort aan financieringsmiddelen wordt met externe financieringsmiddelen “kort of lang” gefinancierd.
Het keuzemoment voor het aantrekken van een vaste geldlening (‘lang-geld”) wordt naast het inzicht in de geldstromen bepaald door:
- de marktverwachtingen
- de wettelijke bepalingen en
- de toetsingscriteria van de provincie m.b.t. de kasgeldlimiet en de renterisiconorm (wet FIDO).
Het is niet toegestaan alles met “kort geld” - een kasgeldlening - te financieren. Er zijn criteria opgesteld voor de lokale overheden om te voorkomen dat in de toekomst men bij herfinanciering met financiële tegenvallers wordt geconfronteerd. De kasgeldlening is een instrument waar door de lokale overheden veel gebruik van wordt gemaakt omdat er in de markt momenteel een negatieve rente op wordt gegeven door de verstrekkers van de lening.
Risicobeheer: kasgeldlimiet en rente-risiconorm
De gemeente verstrekt enkel leningen of garanties aan derden uit hoofde van haar publieke taak. Hiervoor is een besluit van de raad noodzakelijk. Om de budgettaire risico's te beperken, zijn twee normen op grond van de Wet Financiering Decentrale Overheden van belang: de kasgeldlimiet en de rente-risiconorm.
Kasgeldlimiet
Deze limiet heeft betrekking op leningen met een looptijd tot maximaal 1 jaar (max. 8,5% van het bedrag van de begroting). Het gaat hierbij om renterisico’s van de vlottende schuld. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en de kredietlimiet op rekening-courant. Met het in werking treden van het schatkistbankieren moeten overtollige gelden boven de normgrens van schatkistbankieren in de schatkist gestort te worden. Bij het aantrekken van financieringen voor langer dan een jaar zijn uitsluitend geldleningen toegestaan. De vlotte schuld wordt afgezet tegen de norm van de kasgeldlimiet. De kwartaalrapportages zijn
belangrijk voor het signaleren van mogelijke overschrijdingen. Als dit structureel is en er sprake is van een overschrijding van drie opeenvolgende kwartalen, moet de gemeente met de provincie in overleg over een beëindiging van de overschrijding. De gemeente wordt dan verplicht een vaste geldlening af te sluiten (consolideren).
Om het verloop van de kasgeldlimiet te monitoren en te bepalen of consolidatie noodzakelijk is wordt onderstaand overzicht gemonitord.
Uit onderstaand overzicht blijkt dat de kasgeldlimiet in kwartaal 4 van 2018 een lichte overschrijding laat zien. De overschrijding is in kwartaal 1 van 2019 al opgelost.
De hoogte van de vlottende schuld is sterk afhankelijk van de mate en het tempo van uitvoering van geraamde investeringen en grondverkopen.
Kasgeldlimiet (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
|
3e kw 2018 |
4e kw 2018 |
1e kw 2019 |
2e kw 2019 |
Vlottende korte schulden |
|
|
|
|
Opgenomen gelden < 1 jaar |
€ 20.000 |
€ 21.000 |
€ 30.000 |
€ 50.000 |
Schuld in rekening courant |
- |
- |
- |
- |
Gestorte gelden door derden < 1 jaar |
- |
- |
- |
- |
Overige geldleningen niet zijnde vaste schuld |
- |
- |
- |
- |
Totaal vlottende korte schulden |
€ 20.000 |
€ 21.000 |
€ 30.000 |
|
Vlottende middelen |
|
|
|
|
Contante gelden in kas |
€ 11 |
€ 6 |
€ 5 |
€ 4 |
Tegoeden in rekening courant |
€ 14.572 |
€ 11.2822 |
€ 36.324 |
€ 60.714 |
Overige uitstaande gelden < 1 jaar |
- |
- |
- |
- |
Totaal vlottende middelen |
€ 14.583 |
€ 11.288 |
€ 36.329 |
€ 60.718 |
|
|
|
|
|
Totaal nette vlottende schuld (1-2) |
53417 |
93715 |
-6.329 |
-10.718 |
Kasgeldlimiet |
|
|
|
|
Begrotingstotaal (oorspronkelijke begroting) |
€ 95.164 |
€ 95.164 |
€ 100.031 |
€ 100.031 |
Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage |
8,5% |
8,5% |
8,5% |
8,5% |
Kasgeldlimiet (4 x 5 / 100) |
€ 8.089 |
€ 8.089 |
€ 8.503 |
€ 8.503 |
|
|
|
|
|
Ruimte onder kasgeldlimiet (4-3) |
€ 2.672 |
- |
€ 14.832 |
€ 19.221 |
Overschrijding van de kasgeldlimiet (3-4) |
- |
€ 1.623 |
- |
- |
Renterisiconorm
De renterisiconorm heeft betrekking op financieringen met een rentetypische looptijd van langer dan 1 jaar. De gemeente loopt renterisico over dat deel van de leningenportefeuille dat in een jaar in aanmerking komt voor herfinanciering of renteherziening en nieuw aan te trekken langlopende leningen.
Aansluitend op de geactualiseerde Wet Fido is per 1 januari 2010 de nieuwe Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden in werking getreden. Vanaf dat moment wordt de risiconorm berekend op basis van een percentage (20%) van het begrotingstotaal. Doel is het renterisico bij herfinanciering te beheersen. Jaarlijks mogen de verplichte aflossingen en de renteherziening niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.
Het schema hieronder laat zien dat we ruim onder de renterisiconorm zijn gebleven. De provincie toetst de kasgeldlimiet en renterisiconorm uit hoofde van haar financiële toezicht.
Renterisiconorm en renterisico's vaste schuld |
|
|
|
Omschrijving |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
1a |
Renteherziening op vaste schuld opgenomen gelden (o/g) |
- |
- |
- |
- |
1b |
Renteherziening op vaste schuld uitgeleende gelden u/g |
- |
- |
- |
- |
2 |
Netto renteherziening op vaste schuld (1a-1b) |
3 |
Betaalde aflossingen |
5.328 |
5.153 |
4.911 |
4.672 |
4 |
Renterisico op vaste schuld (2+3) |
5.328 |
5.153 |
4.911 |
4.672 |
|
|
|
|
|
|
|
Renterisiconorm |
|
|
|
|
5 |
Begrotingstotaal |
150.790 |
102.644 |
103.247 |
103.816 |
6 |
Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage |
20,00% |
20,00% |
20,00% |
120,00% |
7 |
Renterisiconorm |
21.158 |
20.529 |
20.649 |
124.579 |
|
|
|
|
|
|
|
Toets renterisiconorm |
|
|
|
|
8 |
Renterisiconorm (7) |
21.158 |
20.529 |
20.649 |
124.579 |
9 |
Renterisico op vaste schuld |
5.328 |
5.153 |
4.911 |
4.672 |
10 |
Ruimte (+) c.q. overschrijding (-) |
15.830 |
15.376 |
15.738 |
119.907 |
Nieuwe BBV richtlijnen BBV nota "Rente 2017"
Om ervoor te zorgen dat in de begroting en verantwoording de totale rentelasten en de daaraan gekoppelde financieringsbehoefte inzichtelijk zijn, wordt in de BBV voorgeschreven dat de paragraaf financiering voortaan ook in ieder geval inzicht geeft in
- de rentelasten,
- het renteresultaat,
- de financieringsbehoefte en
- de manier waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend.
De commissie BBV adviseert hiervoor een renteschema op te nemen in de paragraaf financiering.
Onderstaande schema voldoet aan het genoemde advies.
Renteschema: Begroting 2020 vernieuwde BBV notitie |
|
|
Omschrijving |
2020 |
a. |
De externe rentelasten over de korte en lange financiering |
1.948.311 |
b. |
De externe rente baten (idem) |
-558.769 |
|
Saldo rentelasten en rentebaten |
1.389.542 |
c.1. |
De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend |
-92.297 |
c.2. |
De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend. |
-230.355
|
c.3. |
De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (=projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend |
455.449
|
|
|
132.797
|
|
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente |
1.522.339
|
d.1. |
Rente over het eigen vermogen |
-
|
d.2. |
Rente over de voorzieningen (die tegen CW gewaardeerd zijn) |
-
|
|
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente |
1.522.339
|
e. |
De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) |
-1.931.555
|
f. |
Renteresultaat op het taakveld Treasury |
-409.216
|
De omslagrente (renteomslag) wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente wordt vervolgens op consistente en eenduidige wijze toegerekend aan de individuele activa. Daarbij is differentiatie per investering of taakveld niet toegestaan. Het bij de begroting (voor)gecalculeerde omslagpercentage mag binnen een marge van 0,50% worden afgerond. Wijken de werkelijke rentelasten die (over een jaar) aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast meer dan 25% af van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden is toegerekend, dan is een correctie verplicht. Dit is gerelateerd aan de fluctuaties van de rentetarieven op de geldmarkt.