B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Dit hebben we bereikt!

Terug naar navigatie - Dit hebben we bereikt!

De risico's die onze organisatie loopt zijn beheersbaar.

Terug naar navigatie - De risico's die onze organisatie loopt zijn beheersbaar.

Omschrijving Kritieke Prestatie-Indicator (KPI) Norm Jaarrekening
We hebben een goedkeurende controleverklaring van de accountant.   n.n.b.
We hebben bij een zekerheid van 90% een ratio weerstandsvermogen die ligt tussen de 1,0 en 1,4.   Ja
In de jaarlijkse rapportage Interbestuurlijk Toezicht van de provincie behalen we op alle vier de domeinen de kwalificatie "goede taakbehartiging".   Ja

Over het algemeen zijn we goed in control voor de beheersing van onze risico's.
In 2020 hebben we de jaarlijkse juridische control cyclus op een lager pitje gezet. Voor de aanbevelingen die zijn gedaan zijn alternatieve oplossingen beschikbaar. De meerwaarde van het doorlopen van een jaarlijkse cyclus wordt momenteel bekeken.

G

Zo hebben we dat gedaan!

Toelichting en tabellen paragraaf B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Toelichting en tabellen paragraaf B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

1. Inleiding
In de paragraaf “weerstandsvermogen en risicobeheersing” wordt de berekening van de weerstandscapaciteit opgenomen en een opsomming gegeven van de belangrijkste risico’s.  Daarnaast vindt u hier een aantal verplicht voorgeschreven kengetallen conform BBV.

 2. Risico-inventarisatie algemene risico’s
Voor de jaarrekening 2020 zijn de risico’s geactualiseerd. Daarbij is beoordeeld:

  • in hoeverre eerder geïnventariseerde risico’s actueel zijn voor wat betreft de kans en maximaal financieel gevolg en
  • of er nieuwe risico’s zijn bijgekomen.

Uit de inventarisatie blijkt dat er 128 algemene risico’s zijn. De geïnventariseerde risico’s zijn aan de hand van kans en maximaal financieel gevolg verdeeld over onderstaande matrix.

Financiële klasse

6) x > € 1.000.000

4

2

 

 

 

5) € 500.000 < x < € 1.000.000

5

3

4

 

 

4) € 100.000 < x < € 500.000

12

10

4

 

2

3) € 25.000 < x < € 100.000

10

16

17

1

 

2) x < € 25.000

19

12

3

2

 

1) Geen financiële gevolgen

1

 

 

 

1

 

10%

30%

50%

70%

90%

Toelichting matrix
Op de horizontale as is de kans weergegeven dat het risico zich voordoet. Op de verticale as is de maximale financiële omvang (bedrag) van het risico weergegeven. De financiële klassen zijn ingedeeld zoals vastgesteld in de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2019. Een risico in het groene gebied vormt geen direct gevaar voor de continuïteit van de organisatie. Een risico in het oranje gebied vraagt extra aandacht. Een risico dat een risicoscore heeft in het donkerrode gebied (helemaal rechtsboven) vereist directe aandacht. Deze risico’s kennen immers een grote financiële omvang, de kans dat dit risico zich voordoet is als hoog (>90%) ingeschat en het financieel gevolg van > € 1.000.000.

Hieronder is het belangrijkste risico, met de grootste kans en hoogste financiële klasse, toegelicht. Dit risico correspondeert met het risico dat in de risicomatrix onderstreept en vetgedrukt is. De in de tabel genoemde kanspercentages en financiële klasse verwijzen naar bovenstaande matrix. Andere risico’s zijn in omvang of kanspercentage afgenomen, waardoor deze niet meer in de rode, donkerrode of donker oranje cellen voorkomen.

 

Omschrijving risico

Kans percentage

Financiële klasse

1

Oplopende wachttijden voor een eerste vraagverhelderingsgesprek (Jeugd en WMO)
We zien een stijging van de wachttijden voor het eerste vraagverhelderingsgesprek door een toename in het aantal en zwaarte van de aanvragen. De verwachting is niet dat het aantal aanvragen voor zorg en ondersteuning zal afnemen nu spanningen in thuissituaties bij veel gezinnen waar al problematieken spelen toenemen onder invloed van de lange lockdown. We zien door de crisis en de maatregelen juist een gestage toename in de aanvragen voor bijstandsuitkeringen, aanvragen voor hulp bij eenzaamheid en depressies en hulp bij recalcitrante jeugd/jongeren. De wachttijden zelf leiden ook weer tot extra werk omdat inwoners dit niet snappen of daar boos over zijn en vaker contact zoeken met de gemeente. Dit risico is gekwantificeerd als de tijdelijk extra benodigde inzet in de Toegang en Gebiedsteams

90%

4

2

Bodemverontreiniging door drugslab op een perceel dat van de gemeente is en verhuurd wordt.
Kosten moeten verhaald worden op de huurder. Kans dat dit lukt is klein. Er worden af en toe kleine bedragen ontvangen van € 50. In 2021 wordt er in overleg met de deurwaarder bepaald hoe we verder gaan.

90%

4

3

Verschuiving van collectieve voorziening naar individuele voorziening
Door de maatregelen tegen het coronavirus zien we een afname van het aantal cliënten (WMO en Jeugdwet) dat gebruik maakt van collectieve dagbestedingsvoorzieningen.  Vaak zijn deze gesloten. We constateren een verschuiving naar individuele maatwerkvoorzieningen. Deze zijn over het algemeen duurder dan collectieve voorzieningen. Afhankelijk van de duur van de coronamaatregelen kan deze afname in dagbesteding - en daarmee een verschuiving naar individuele voorzieningen - zich voortzetten.

50%

5

4

Effecten Corona op algemene middelen
Er is een risico op inkomstenderving en extra uitgaven waarvoor geen compensatie van het Rijk komt. Voor 2020 geldt dat er circa € 3,6 miljoen aan extra kosten zijn en dat we voor circa € 2,2 miljoen aan compensatie hebben ontvangen. Het verschil is deels verweven in de exploitatie de rest (circa € 1 miljoen) is in 2020 uit de algemene reserve gehaald. Risico dat er voor 2021 een gelijksoortig scenario geldt is aanwezig.

50%

5

5

Vennootschapsbelasting (Vpb) voor gemeente.
De eerste aangifte vennootschapsbelasting 2016 is vanwege de aanhoudende onduidelijkheid eind februari 2019 ingediend. De onzekerheden over de fiscale kwalificatie van de verschillende activiteiten in de aangifte zorgen voor een aantal risico's. Het is een reële verwachting dat de gemeente nog vennootschapsbelasting zal moeten afdragen. Echter is het gezien de onduidelijkheden zeer lastig om exact in te schatten hoe groot het risico voor de gemeente is.

De te betalen vennootschapsbelasting heeft geen directe impact op de gemeentelijke begroting omdat deze conform het  raadsbesluit bij de begroting 2017 wordt gedekt uit de Algemene Reserve Bouwgrondexploitatie.

50%

5

6

De invloed van economische en maatschappelijke ontwikkelingen op de   begrote lasten/investeringen in de diverse beheerplannen voor het beheer en onderhoud van infrastructuur en voorzieningen in de openbare ruimte.
Ondanks dat in de beheerplannen (MJOP, MIP, wegen, riolering en groen) van  een zo realistisch mogelijke inschatting van de benodigde uitgaven/investeringen wordt uitgegaan en we de beheerplannen periodiek bijstellen, lopen we het risico dat door o.a. economische of maatschappelijke ontwikkelingen de bedragen niet toereikend zijn. Omdat het geld dat in de  beheerplannen omgaat een substantieel deel van onze begroting vormt, is het financiële risico dat ook. Denk hierbij aan hogere aanbestedingskosten door conjuncturele ontwikkelingen, nieuwe duurzaamheidseisen of veranderende wetgeving.    

50%

5

3. Risico’s grondexploitaties
Conform de huidige Nota Grondbeleid (vastgesteld op 20 september 2016) is de Algemene reserve grondexploitatie (ARGE) vastgesteld met een ondergrens van € 1,7 miljoen en de bovengrens op € 2,7 miljoen. Als gevolg van de implementatie van de POC-methode (percentage-of-completion) conform BBV heeft de raad bij de behandeling van de Herzieningsrapportage 2018 (raad oktober 2018) ingestemd met het instellen van de reserve POC-winst. Deze reserve vormt de buffer tussen de ARGE en de projecten. In de Reserve POC-winst worden de POC-winsten gestort.
Bij de Jaarrekening wordt de winst berekend conform de BBV voorschriften. Overheveling van de Reserve POC winst naar de ARGE gebeurt op basis van de meer voorzichtige winstnemings-praktijk van vóór 2017, waarbij ook de totale toekomstige kosten, project-risico’s en de boekwaarde in het project worden meegewogen. Daarmee vormt de Reserve POC-winst de externe projectbuffer. Gedurende de looptijd van het project fluctueert het bedrag van de POC winst en daardoor kan het voorkomen dat eerder genomen POC-winsten terugvloeien naar het project.

4. Benodigde weerstandscapaciteit voor algemene risico’s
Naast de hoogte van de ARGE is het noodzakelijk de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen voor de algemene risico’s.

De totale omvang van de geïnventariseerde algemene risico’s is € 51.718.498. Dit betekent dat als alle risico’s zich in volle omvang tegelijk voordoen dit naar verwachting € 51.718.498 kost. Hierbij is geen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid (kans) dat het risico zich voordoet.

De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald met behulp van een risicosimulatie, de zogenaamde Monte Carlo simulatie (statistische simulatie). Uitgangspunt hierbij is dat de risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen en ook niet met een maximale omvang zullen optreden.
Daarnaast is in de Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2019 het uitgangspunt vastgesteld dat we 90% zekerheid willen hebben dat het beschikbare weerstandsvermogen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit wordt het zekerheidspercentage genoemd.

Uitgaande van het vastgestelde zekerheidspercentage van 90% is er een weerstandscapaciteit nodig voor de algemene risico’s van minimaal € 8.487.247. Dit wil concreet zeggen dat met een zekerheid van 90% kan worden gesteld dat een weerstandsvermogen van € 8.487.247 toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit betekent dat de algemene reserve basis voldoende is om de risico’s op te vangen. De reserve is bij de tweede bijstelling van de begroting 2020 verhoogd met € 1,2 miljoen, zodat deze nu voldoende hoog is.

5. Beschikbare weerstandscapaciteit = Algemene Reserve basis
Een organisatie loopt altijd risico’s. Of de gemeente in staat is de gevolgen van de risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt, wordt weergegeven door de 'weerstandscapaciteit'. Onder weerstandscapaciteit verstaan we de middelen en mogelijkheden die de gemeente heeft om onverwachte, niet-begrote kosten te kunnen dekken. Weerstandscapaciteit bestaat uit de Algemene Reserve basis. Conform de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen wordt deze reserve niet voor andere zaken bestemd.
Naast deze Algemene Reserve basis zijn er ook nog overige middelen die ook gebruikt kunnen worden om mogelijke om niet begrote kosten - die onverwacht en substantieel zijn - te dekken. Daarvoor komen de volgende onderdelen in aanmerking:

  • Vrij besteedbare reserves: de ‘Algemene reserve vrij aanwendbaar’.
  • Post Onvoorzien: vanaf 2014 is hiervoor in de begroting een bedrag van € 50.000 structureel opgenomen.
  • Stille reserves: de gebouwen en gronden die de gemeente in bezit heeft vertegenwoordigen een zekere waarde. Wanneer de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde is er sprake van stille reserves. Daarbij houden we er rekening mee dat niet ieder eigendom (op korte termijn) kan worden verkocht. De omvang van de stille reserves is in 2017/2018 in beeld gebracht en bedroeg toen circa € 50 miljoen (incl. pachtgronden). Voor deze middelen geldt dat deze gelden niet op korte termijn beschikbaar zijn. Bij de berekening van het benodigde weerstandsvermogen wordt dan ook geen rekening gehouden met (eventuele) stille reserves.

6. Benodigde weerstandscapaciteit versus beschikbare weerstandscapaciteit
Om te bepalen in hoeverre het weerstandsvermogen toereikend is, wordt de ratio weerstandsvermogen berekend. De berekeningswijze hiervan is als volgt:

Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / Benodigde weerstandscapaciteit

De Provincie Limburg bepaalt op basis van de ratio weerstandsvermogen of de beschikbare weerstandscapaciteit van een gemeente toereikend is.
In onderstaande tabel staat opgenomen hoe de Provincie de weerstandsnorm classificeert

Weerstandsnorm    
Waardering Ratio Betekenis
A >2,0 Uitstekend
B 1,4 - 2,0 Ruim voldoende
C 1,0 - 1,4 Voldoende
D 0,8 - 1,0 Matig
E 0,6 - 0,8 Onvoldoende
F <0,6 Ruim onvoldoende

Bij de tweede bijstelling begroting 2020 is de benodigde weerstandscapaciteit in de Algemene reserve basis verhoogd naar € 9.322.914.

De ratio is uitgaande van de stand van de algemene reserve basis 2020 is € 9.322.914/ € 8.487.247 = 1,10. Dit zit tussen de gestelde norm van 1,0 – 1,4 en is daarmee conform ons beleid van voldoende hoog niveau.

7. Kengetallen

Verloop Kengetallen

Jaarr. 2019

Begr. 2020

Jaarr.
2020

Gestelde
norm *)

1. Netto schuldquote =
Alle schulden  / saldo van de baten

48%

70%

46%

81%

2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen =
Alle schulden muv kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, GR en overige verbonden partijen

49%

62%

39%

72%

3. Solvabiliteitsratio =
Totale eigen vermogen / totaal van de passiva

23%

28%

24%

28%

4. Grondexploitatie =
(Totaal activa van NIEGG + activa in exploitatie genomen gronden) / saldo van de baten

3%

4%

1%

5%

5. Structurele exploitatieruimte =
((structurele baten – structurele lasten) + (structurele onttrekkingen reserves – structurele toevoegingen reserves)) / totaal saldo van baten

1%

0%

3%

-1%

6. Belastingcapaciteit =
(OZB lasten gezinnen + rioolheffing gezinnen + afvalstoffenheffing gezinnen - eventuele heffingskorting gezinnen) / woonlasten landelijk gemiddelde voor gezinnen

98%

105%

105%

100%

*)de gestelde norm is gelijk aan de norm zoals in onze nota Risicomanagement en weerstandsvermogen door de raad is vastgesteld.

Betekenis van deze kengetallen:

  1. Ratio 1 en 2. Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen: hoe lager het percentage hoe beter. Dit percentage geeft de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen aan. Kortom hoe hoger de baten zijn hoe meer schulden de gemeente aan kan. We zien in 2020 voor de realisatie een daling ten opzichte van de jaarrekening 2019 en ten opzichte van de begroting 2020, dit wordt veroorzaakt doordat in 2020 de vlottende schulden ten opzichte van de jaarrekening 2019 veel lager zijn. Daarnaast zijn de baten hoger dan bij de jaarrekening 2019 en begroting 2020. De combinatie van deze 2 oorzaken laten dus een veel positiever beeld zien voor deze kengetallen.
  2. Ratio 3. Solvabiliteitsratio: hoe hoger het percentage hoe beter. Dit percentage geeft aan in welke mate wij aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen. Dit percentage daalt ten opzichte van de begroting 2020, echter ten opzichte van de jaarrekening 2019 stijgt dit ratio. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat er een afname is van het totaal van de balans (circa € 5,5 miljoen ten opzichte van de jaarrekening 2019) terwijl het eigen vermogen ten opzichte van de jaarrekening 2019 nagenoeg gelijk blijft.
  3. Ratio 4. Grondexploitatie: hoe lager dit percentage hoe beter. Grondexploitaties vormen een groot risico zoals in de afgelopen jaren is gebleken. Dit kan dus een forse impact hebben op de financiële positie van de gemeente. Ten opzichte van de jaarrekening 2019 en ten opzichte van de begroting 2020 neemt dit ratio jaarlijks iets verder af en is er dus een verbetering te zien.
  4. Ratio 5. Structurele exploitatieruimte: hoe hoger dit percentage hoe beter. Dit percentage geeft aan dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Ten opzichte van de begroting 2020 en de jaarrekening 2019 zien we een verbetering. De structurele baten zijn hoger dan de structurele lasten waardoor het percentage op 3% uit komt.
  5. Ratio 6. Belastingcapaciteit: hoe lager dit percentage hoe beter. Dit percentage bepaalt de ruimte om de belastingen te verhogen. Dit percentage geeft weer hoe de lastendruk van Horst aan de Maas zich ontwikkelt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Bij het landelijk gemiddelde is de afvalstoffenheffing hoger dan het tarief van onze gemeente (voor 2020 is dit € 283,00 ten opzichte van € 211,36). Voor OZB gezinnen geldt het tegenovergestelde. Daarvoor is ons tarief hoger dan het landelijke gemiddelde. In totaal is de lastendruk voor gezinnen echter hoger in onze gemeente (€ 815,42) dan het landelijke gemiddelde (€ 777,00).

Normering van de kengetallen opgenomen in het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van de provincies (GTK 2020 gemeenten).

Via het vernieuwde gemeenschappelijk toezichtkader van de provincies zijn de onderstaande normeringen voor de kengetallen vastgesteld. Hierbij zijn 3 categorieën onderscheiden. Categorie A is het minst risicovol, categorie C is het meest risicovol.

Kengetallen

Categorie

A

Categorie

B

Categorie

C

Netto schuldquote

< 90%

90%-130%

> 130%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte geldleningen

< 90%

90%-130%

> 130%

Solvabiliteitsratio

> 50%

20%-50%

< 20%

Grondexploitatie

< 20%

20%-35%

> 35%

Structurele exploitatieruimte

>0%

0%

< 0%

Belastingcapaciteit

< 95%

95%-105%

> 105%

Constateringen samengevat:
Er is een afname van de vlottende schulden en er is een stijging van de baten. Dit zorgt voor een verbetering van de ratio Netto schuldquote en Netto schuldquote gecorrigeerd. We blijven voor de 2 schuldquota in de laagste risicocategorie.
De solvabiliteitsratio daalt ten opzichte van de begroting 2020 met 3% maar stijgt ten opzichte van de jaarrekening 2019 met 1%. Het eigen vermogen ten opzichte van de jaarrekening 2019 blijft bij de jaarrekening 2020 nagenoeg gelijk. Echter het balanstotaal (passiva) daalt bij de jaarrekening 2020 ten opzichte van de jaarrekening 2019, gevolg is dat de ratio een opwaartse lijn laat zien. Wij blijven hierbij in de middelste risicocategorie.
Het risico van de grondexploitaties daalt ten opzichte van de jaarrekening 2019 met 2%. Dit komt doordat de boekwaarde van de gronden in exploitatie steeds verder afneemt. Dit is positief omdat hieruit blijkt dat we steeds minder risico lopen als gemeente op grondexploitaties. Hierbij zitten we in de laagste risicocategorie.
De structurele exploitatieruimte is ten opzichte van de jaarrekening 2019 verbeterd. De structurele lasten zijn lager dan de structurele baten. Voor 2020 zitten we in de laagste risicocategorie.
Ratio belastingcapaciteit: Bij de jaarrekening 2019 zitten we met onze lastendruk iets lager dan het landelijk gemiddelde. Voor de jaarrekening 2020 neemt dit toe vooral door de stijging van de afvalstoffenheffing en rioolrecht. Dit betekent een verslechtering van de ratio.

Conclusie:
Met uitzondering van de belastingcapaciteit zijn alle ratio’s ten opzichte van de jaarrekening 2019 verbeterd. Kortom in 2020 heeft het gevoerde beleid grotendeels geleid tot een verbetering van de financiële huishouding van onze gemeente.

Het gevoerde beleid is dan ook grotendeels conform de doelstellingen die in het coalitieakkoord staan, met uitzondering van de lastenstijging voor inwoners en bedrijven. De doelstellingen van het coalitieakkoord zijn:

  • De eigen vermogenspositie wordt behouden, c.q. versterkt, het betreft de solvabiliteit;
  • Dekking van investeringen via de reservepositie vermijden we, met uitzondering van zaken die in de risicoparagraaf van de begroting worden vermeld en met uitzondering van investeringen in duurzaamheid die zich terugverdienen, het betreft hier de solvabiliteit en schuldquote;
  • De lasten voor de inwoners en bedrijven stijgen niet, het betreft hier de belastingcapaciteit.