B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Wat hebben we bereikt?

Terug naar navigatie - Wat hebben we bereikt?

De risico's die onze organisatie loopt zijn beheersbaar.

Terug naar navigatie - De risico's die onze organisatie loopt zijn beheersbaar.
G

Hoe hebben we dat gedaan?

Toelichting en tabellen paragraaf B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Toelichting en tabellen paragraaf B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

1. Inleiding
In de paragraaf “weerstandsvermogen en risicobeheersing” hebben we de berekening van de weerstandscapaciteit opgenomen en een opsomming gegeven van de belangrijkste risico’s.

Daarnaast vindt u hier een aantal verplicht voorgeschreven kengetallen conform BBV. 

2. Risico-inventarisatie algemene risico’s
Voor de Jaarrekening 2021 zijn de risico’s geactualiseerd. Daarbij is beoordeeld

  • in hoeverre eerder geïnventariseerde risico’s actueel zijn voor wat betreft de kans en maximaal financieel gevolg en
  • of er nieuwe risico’s zijn bijgekomen.

Uit de inventarisatie blijkt dat er 124 algemene risico’s zijn. De geïnventariseerde risico’s hebben we aan de hand van kans en maximaal financieel gevolg verdeeld over onderstaande matrix.

Algemeen risico toegelicht:
We zien dat de prijzen van materialen fors stijgen, tot wel 35%. Ook ontstaat er door de hoge inflatie druk op de loonontwikkeling in de bouw en onderhoud van vastgoed. Dit heeft gevolgen voor de (geplande) investeringen en onderhoud van gebouwen en dergelijke. Het nu nog niet duidelijk of deze forse prijsstijging van korte of lange duur is. Bij de actualisaties van de risico's voor de komende begroting wordt hier rekening mee gehouden.

 Financiële klasse

 

 

 

 

6) x > € 1.000.000

4

2

 

 

 

5) € 500.000 < x < € 1.000.000

5

3

2

 

 

4) € 100.000 < x < € 500.000

13

8

5

1

 

3) € 25.000 < x < € 100.000

9

17

16

1

 

2) x < € 25.000

17

13

4

2

 

1) Geen financiële gevolgen

1

 

 

 

1

 

10%

30%

50%

70%

90%

Toelichting matrix

Op de horizontale as is de kans weergegeven dat het risico zich voordoet. Op de verticale as is de maximale financiële omvang (bedrag) van het risico weergegeven. De financiële klassen zijn ingedeeld zoals vastgesteld in de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2019. Een risico in het groene gebied vormt geen direct gevaar voor de continuïteit van de organisatie. Een risico in het oranje gebied vraagt extra aandacht. Een risico dat een risicoscore heeft in het donkerrode gebied (helemaal rechtsboven) vereist directe aandacht. Deze risico’s kennen immers een grote financiële omvang, de kans dat dit risico zich voordoet is als hoog (>90%) ingeschat en het financieel gevolg van > € 1.000.000.

Hieronder hebben we het belangrijkste risico, met de grootste kans en hoogste financiële klasse, toegelicht. Dit risico correspondeert met het risico dat in de risicomatrix onderstreept en vetgedrukt is. De in de tabel genoemde kanspercentages en financiële klasse verwijzen naar bovenstaande matrix. Andere risico’s zijn in omvang of kanspercentage afgenomen, waardoor deze niet meer in de rode, donkerrode of donker oranje cellen voorkomen.

 

Omschrijving risico

Kans

percentage

Financiële klasse

1

Oplopende wachttijden voor een eerste vraagverhelderingsgesprek (Jeugd en WMO)
We zien een stijging van de wachttijden voor het eerste vraagverhelderingsgesprek door een toename in het aantal en zwaarte van de aanvragen. We verwachten niet dat het aantal aanvragen voor zorg en ondersteuning zal afnemen nu spanningen in thuissituaties bij veel gezinnen waar al problematieken spelen toenemen onder invloed van de lange lockdown. We zien door de crisis en de maatregelen juist een gestage toename in de aanvragen voor bijstandsuitkeringen, aanvragen voor hulp bij eenzaamheid en depressies en hulp bij recalcitrante jeugd/jongeren. De wachttijden zelf leiden ook weer tot extra werk omdat inwoners dit niet snappen of daar boos over zijn en vaker contact zoeken met de gemeente. Dit risico is gekwantificeerd als de tijdelijk extra benodigde inzet in de Toegang en Gebiedsteams. Daarmee is de kans verlaagd naar 70% (was 90%)

70%

4

2

Effecten corona op algemene middelen
Er is een risico op inkomstenderving en extra uitgaven waarvoor geen compensatie van het Rijk komt. Voor 2020 gold dat er circa € 3 miljoen aan extra kosten zijn en zijn we voor circa € 2 miljoen gecompenseerd. Het verschil hebben we deels verweven in de exploitatie de rest (circa € 1 miljoen) hebben we in 2020 uit de algemene reserve gehaald. Risico dat er voor 2021 een gelijksoortig scenario geldt is aanwezig.

50%

5

3

Meerjarenonderhoudsplan (MJOP) gebouwen
In november 2021 is een nieuw MJOP en MIP vastgesteld. Structureel is er ongeveer € 2 miljoen aan kapitaallasten nodig voor het MIP en voor het MJOP € 1,9 miljoen. Bestuurlijk kan worden besloten boven planmatig te onttrekken aan de voorziening voor politiek bestuurlijke wensen.

50%

5

3. Risico’s grondexploitaties
Conform de huidige Nota Grondbeleid (vastgesteld op 20 september 2016) is de Algemene reserve grondexploitatie (ARGE) vastgesteld met een ondergrens van € 1,7 miljoen en de bovengrens op € 2,7 miljoen. Als gevolg van de implementatie van de POC-methode (percentage-of-completion) conform BBV heeft de gemeenteraad bij de behandeling van de Herzieningsrapportage 2018 (vergadering van oktober 2018) ingestemd met het instellen van de reserve POC-winst. Deze reserve vormt de buffer tussen de ARGE en de projecten. In de Reserve POC-winst worden de POC-winsten gestort.

Bij de Jaarrekening hebben we de winst berekend conform de BBV-voorschriften. Overheveling van de Reserve POC winst naar de ARGE gebeurt op basis van de meer voorzichtige winstnemingspraktijk van vóór 2017, waarbij we ook de totale toekomstige kosten, project-risico’s en de boekwaarde in het project hebben meegewogen. Daarmee vormt de Reserve POC-winst de externe projectbuffer. Gedurende de looptijd van het project fluctueert het bedrag van de POC winst en daardoor kan het voorkomen dat eerder genomen POC-winsten terugvloeien naar het project.

4. Benodigde weerstandscapaciteit voor algemene risico’s
Naast de hoogte van de ARGE is het noodzakelijk de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen voor de algemene risico’s.

De totale omvang van de geïnventariseerde algemene risico’s is € 51,1 miljoen. Dit betekent dat als alle risico’s zich in volle omvang tegelijk voordoen dit naar verwachting € 51,1 miljoen kost. Hierbij is geen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid (kans) dat het risico zich voordoet.

De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald met behulp van een risicosimulatie, de zogenaamde Monte Carlo simulatie (statistische simulatie). Uitgangspunt hierbij is dat de risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen en ook niet met een maximale omvang zullen optreden.

Daarnaast is in de Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2019 het uitgangspunt vastgesteld dat we 90% zekerheid willen hebben dat het beschikbare weerstandsvermogen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit wordt het zekerheidspercentage genoemd.

Uitgaande van het vastgestelde zekerheidspercentage van 90% is er een weerstandscapaciteit nodig voor de algemene risico’s van minimaal € 8,1 miljoen. Dit wil concreet zeggen dat met een zekerheid van 90% kan worden gesteld dat een weerstandsvermogen van € 8,1 miljoen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit betekent dat de algemene reserve basis voldoende is om de risico’s op te vangen. In 2021 is er een uitname gedaan van € 890.180. Daarmee resteert er € 8,4 miljoen en is deze algemene reserve basis van voldoende omvang.

5. Beschikbare weerstandscapaciteit = Algemene Reserve basis
Een organisatie loopt altijd risico’s. Of de gemeente in staat is de gevolgen van de risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt, wordt weergegeven door de 'weerstandscapaciteit'. Onder weerstandscapaciteit verstaan we de middelen en mogelijkheden die de gemeente heeft om onverwachte, niet-begrote kosten te kunnen dekken. Weerstandscapaciteit bestaat uit de Algemene Reserve basis. Conform de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen wordt deze reserve niet voor andere zaken bestemd.

Naast deze Algemene Reserve basis zijn er ook nog overige middelen die ook gebruikt kunnen worden om mogelijke om niet begrote kosten - die onverwacht en substantieel zijn - te dekken. Daarvoor komen de volgende onderdelen in aanmerking:

  • Vrij besteedbare reserves: de ‘Algemene reserve vrij aanwendbaar’.
  • Post Onvoorzien: vanaf 2014 is hiervoor in de begroting een bedrag van € 50.000 structureel opgenomen.
  • Stille reserves: de gebouwen en gronden die de gemeente in bezit heeft vertegenwoordigen een zekere waarde. Wanneer de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde is er sprake van stille reserves. Daarbij houden we er rekening mee dat niet ieder eigendom (op korte termijn) kan worden verkocht. De omvang van de stille reserves is in 2017/2018 in beeld gebracht en bedroeg toen circa € 50 miljoen (incl. pachtgronden). Voor deze middelen geldt dat deze gelden niet op korte termijn beschikbaar zijn. Bij de berekening van het benodigde weerstandsvermogen wordt dan ook geen rekening gehouden met (eventuele) stille reserves.

6. Benodigde weerstandscapaciteit versus beschikbare weerstandscapaciteit
Om te bepalen in hoeverre het weerstandsvermogen toereikend is, wordt de ratio weerstandsvermogen berekend. De berekeningswijze hiervan is als volgt:

Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / Benodigde weerstandscapaciteit

De Provincie Limburg bepaalt op basis van de ratio weerstandsvermogen of de beschikbare weerstandscapaciteit van een gemeente toereikend is.

In onderstaande tabel staat opgenomen hoe de Provincie de weerstandsnorm classificeert:

Weerstandsnorm    
Waardering Ratio Betekenis
A >2,0 Uitstekend
B 1,4 - 2,0 Ruim voldoende
C 1,0 - 1,4 Voldoende
D 0,8 - 1,0 Matig
E 0,6 - 0,8 Onvoldoende
F <0,6 Ruim onvoldoende

De ratio is uitgaande van de stand van de algemene reserve basis 2021 is € 8.432.734 / € 8.102.624 = 1,04. Dit zit tussen de gestelde norm van 1,0 – 1,4 en is daarmee conform ons beleid van voldoende hoog niveau.

7. Kengetallen

Verloop Kengetallen

Jaarr. 2020

Begr. 2021

Jaarr.
2021

Gestelde
norm *)

1. Netto schuldquote =
Alle schulden  / saldo van de baten

46%

90%

48%

81%

2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen =
Alle schulden muv kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, GR en overige verbonden partijen

39%

83%

41%

72%

3. Solvabiliteitsratio =
Totale eigen vermogen / totaal van de passiva

24%

16%

26%

28%

4. Grondexploitatie =
(Totaal activa van NIEGG + activa in exploitatie genomen gronden) / saldo van de baten

1%

2%

1%

5%

5. Structurele exploitatieruimte =
((structurele baten – structurele lasten) + (structurele onttrekkingen reserves – structurele toevoegingen reserves)) / totaal saldo van baten

3%

1%

8%

-1%

6. Belastingcapaciteit =
(OZB lasten gezinnen + rioolheffing gezinnen + afvalstoffenheffing gezinnen - eventuele heffingskorting gezinnen) / woonlasten landelijk gemiddelde voor gezinnen

105%

103%

103%

100%

*) De gestelde normen zijn afkomstig uit de door de raad op 26-11-2019 vastgestelde nota Risicomanagement en weerstandsvermogen.

Normering van de kengetallen opgenomen in het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van de provincies (GTK 2020 gemeenten).
Via het vernieuwde gemeenschappelijk toezichtkader van de provincies zijn de onderstaande normeringen voor de kengetallen vastgesteld. Hierbij zijn 3 categorieën onderscheiden. Categorie A is het minst risicovol, categorie C is het meest risicovol.

Kengetallen

Categorie

A

Categorie

B

Categorie

C

Netto schuldquote

< 90%

90%-130%

> 130%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte geldleningen

< 90%

90%-130%

> 130%

Solvabiliteitsratio

> 50%

20%-50%

< 20%

Grondexploitatie

< 20%

20%-35%

> 35%

Structurele exploitatieruimte

>0%

0%

< 0%

Belastingcapaciteit

< 95%

95%-105%

> 105%

8. Conclusie kengetallen: 

  • Ratio 1 en 2: Netto Schuldquote
    Deze ratio’s geven de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen aan. Hoe lager de schuldquote, hoe beter. Op basis van beide schuldquotes vallen we in 2021 in de laagste risicoklasse A van de provincie en voldoen we aan de door ons zelf gestelde norm. De ratio's zijn iets hoger dan bij de jaarrekening 2020, maar een stuk lager dan bij de begroting 2021. Ook liggen deze veel lager dan de door ons gestelde norm. Dit is een positieve ontwikkeling, die voornamelijk veroorzaakt wordt door een afname van de vlottende schulden en iets hogere baten.

  • Ratio 3. Solvabiliteitsratio
    De solvabiliteitsratio, is de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de gemeente. Het geeft een beeld in welke mate wij aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen. Hoe hoger het percentage, hoe beter.
    De solvabiliteitsratio is ten opzichte van de jaarrekening 2020 en de begroting 2021 hoger. We vallen daarmee in de risicoklasse B van de provincie. We voldoen met 26% niet aan de door ons zelf gestelde norm van 28%. Het eigen vermogen stijgt ten opzichte van de jaarrekening 2020 en is ook een stuk hoger dan begroting 2021. Het totaal van de passiva is bij de jaarrekening 2021 nagenoeg gelijk aan de jaarrekening 2020. Ten opzichte van de begroting 2021 is het totaal aan passiva een stuk lager.
    Om aan onze eigen norm van 28% te voldoen, zouden we ons eigen vermogen moeten versterken.

  • Ratio 4. Grondexploitatie
    Deze ratio geeft aan in hoeverre een gemeente afhankelijk is van de inkomsten uit grondexploitaties. Grondexploitaties vormen een risico en kunnen een forse impact hebben op de financiële positie van de gemeente. Dus hoe lager deze ratio, hoe minder afhankelijk een gemeente is van inkomsten uit grondexploitaties en hoe beter dat is.
    De grondexploitatie ratio is in bij de jaarrekening 2021 1% dit is gelijk aan de jaarrekening 2020 iets lager dan de begroting 2021. Hiermee vallen we ruim in de laagste risicoklasse A en blijven  onder onze eigen norm van 5%. 
    De ratio van 1% wordt veroorzaakt doordat de boekwaarde van de gronden in exploitatie afneemt ten opzichte van de begroting 2021. Dit is vanuit het risicoperspectief een positieve ontwikkeling.

  • Ratio 5. Structurele exploitatieruimte
    Deze ratio geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Dus hoe hoger dit percentage, hoe beter.
    Bij de jaarrekening 2021 stijgt dit percentage naar 8% dit is een verbetering ten opzichte van zowel de jaarrekening 2020 als de begroting 2021. Hiermee ligt de ratio in de laagste risicoklasse A van de provincie. Tevens voldoet de ratio van de jaarrekening 2021 daarmee weer aan onze eigen norm van minimaal 5%.

  • Ratio 6. Belastingcapaciteit:
    Dit percentage bepaalt de ruimte om de belastingen te verhogen, waarbij we weergeven hoe de lastendruk in Horst aan de Maas zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Hoe lager dit percentage is, des te meer ruimte er is voor verhoging van belastingen tot aan het landelijke gemiddelde. Een ratio van 100% betekent dat de belastingcapaciteit in Horst aan de Maas gelijk is aan het landelijk gemiddelde .
    De belastingcapaciteit neemt ten opzichte van de jaarrekening 2020 af van 105% naar 103%. Dit is dus een verbetering. Op basis hiervan vallen we in de middelste risicoklasse B van de provincie. We voldoen daarmee nog niet aan de door ons zelf gestelde norm van 100%
    De OZB en de rioolheffing in Horst aan de Maas zijn hoger en onze afvalstoffenheffing is lager dan het landelijk gemiddelde. Voor wat betreft de OZB komt dit met name doordat de gemiddelde woningwaarde in onze gemeente hoger is dan het Nederlands gemiddelde.

Er is, vanuit deze norm geredeneerd, dan ook nauwelijks ruimte om in de volgende begrotingsjaren financiële tegenvallers op te vangen met de belastingen voor huishoudens. Kanttekening is dat het erg moeilijk is om nu in te schatten hoe de landelijke ontwikkelingen zijn op het gebied van belastingen. Klimaatadaptatie heeft een verhogend effect voor rioolheffing en de stijgende kosten voor het ophalen van afval is een landelijke trend.

9. Samenvattende conclusie
Samenvattend kunnen we concluderen dat het financiële weerstandsvermogen van gemeente Horst aan de Maas is verbeterd ten opzichte van zowel de jaarrekening 2020 als ten opzichte van de begroting 2021. Voor de solvabiliteit en de belastingcapaciteit vallen we nog in risicocategorie B. De andere ratio's vallen in de laagste risicoklasse A. Wel is de solvabiliteit een stuk verbeterd ten opzichte van de begroting 2021. Solvabiliteit en belastingcapaciteit zijn beiden met 2% verbeterd ten opzichte van de jaarrekening 2020. Dit betekent dat we beter "in control" zijn op het gebied van risicobeheersing. We hebben een systeem dat tijdig anticipeert op een toename van risico’s van buitenaf en hebben voldoende financiële ruimte in onze begroting en ons eigen vermogen om financiële tegenvallers op te vangen.

De volgende aandachtspunten blijven hierbij echter van belang:

Eigen vermogenspositie
Deze is nog voldoende om risico’s op te vangen maar we voldoen momenteel niet aan onze eigen norm. We zitten in de middelste risicoklasse van de provincie. Het is dan ook van belang in de toekomst alert te blijven op ons eigen vermogen. Het is verstandig om te bekijken in hoeverre we de eigen vermogenspositie nog verder kunnen versterken.
Dit zodat we ook hier aan de door ons zelf gestelde norm voldoen en we ook in de laagste risicoklasse van de provincie terecht komen. 

Lastendruk
We zitten qua lastendruk voor huishoudens boven het landelijke gemiddelde. Het is belangrijk om, bij het zoeken naar de balans tussen ambities en lastendruk, dit mee te nemen bij het maken van keuzes.